De oesterputten van Yerseke floreren weer
Jarenlang stonden de unieke oesterputten bij Yerseke leeg. De nostalgische loodsjes eromheen verpauperden. Nu keert eindelijk het tij. De putten moeten toeristische trekpleisters worden.
De oesterputten van Yerseke zijn grote, langwerpige bassins. Naast elkaar liggen ze als ondiepe vijvers aan de rand van de Oosterschelde.
Vijftien jaar lang werd een deel van de putten niet gebruikt, waardoor ze zwaar verwaarloosd raakten. Ruzies over de gebruiksmogelijkheden, politieke bestemmingsplannen en eigendomsrechten duurden maar voort.
Tegelijkertijd waren alle inwoners van Yerseke het erover eens dat de oesterputten een belangrijke cultuurhistorische en toeristische waarde voor het dorp hadden. De putten zijn ruim 140 jaar oud en vormen een soort natte, betonnen pakhuizen waarin oesters werden verwaterd.
Nu ligt er een plan op tafel waarmee de oesterputten voorlopig gered lijken te worden: mosselkweekbedrijf Dhooge BV heeft met project de Oesterij een deel van de oude oesterputten opgeknapt en sinds vorig jaar weer in gebruik genomen. Het is zijn bedoeling om de putten en de oester te gaan promoten onder toeristen.
Morgenmiddag opent gedeputeerde Van Beveren officieel een loopbrug over de oesterputten. Wie over de brug loopt, heeft prima zicht op de werkzaamheden in de putten. De brug vormt ook de toegang naar drie loodsjes van 140 jaar oud die zijn opgeknapt.
In de loodsjes krijgen bezoekers informatie over schelpdiervisserij in Yerseke. Bezoekers die alles over de mosselkweek willen weten, kunnen in het middelste loodsje terecht. Op doeken is de ontwikkeling te zien van mosselzaadje naar consumptiemossel.
In een andere loods draait een film over de Oosterschelde en in de derde loods wordt hard gewerkt om binnenkort mensen nog meer informatie over de oestercultuur te kunnen geven, zoals het feit dat 95 procent van de Nederlandse oesters uit Yerseke komt.
Ook zonder die derde loods kan de initiatiefnemer van het project, Jean Dhooge, wel uitleggen hoe het in de oesterkweek toegaat. „Elke kweker heeft zijn eigen gronden in de Oosterschelde of de Grevelingen”, aldus Dhooge. De cyclus begint met het zaaien van lege mosselschelpen op een perceel. In het water bevinden zich oesterlarven, die naar de bodem zakken. Zij hechten zich graag aan een ruw oppervlak, zoals een mosselschelp. Na een jaar worden die schelpen opgevist en verplaatst naar een ander perceel. Dat gaat zo drie tot zes jaar door.
Als de oesters groot genoeg zijn, worden ze opgevist. Dan komen de oesterputten in beeld. „Door het opvissen komt er zand in de schelp en van de schrik sluit de oester zich. Om het zand er weer uit te krijgen, worden de oesters in bakken in de oesterputten gezet. Na een week rust, openen de oesters zich en spugen het zand uit.”
De oesterputten zijn gelegen aan de rand van de Oosterschelde. Bij laag water gaan de schuiven open en stroomt al het water eruit. Medewerkers vegen dan het zand uit de putten. Bij opkomend water stromen ze weer vol en gaan de schuiven dicht.
De oesters die gereed zijn voor de verkoop, worden ook in de putten opgeslagen. „Puur natuur, die oesterputten,” zegt Dhooge. „We gebruiken geen pomp en hebben dus ook geen energieverbruik, zoals moderne bedrijven die alles overdekt doen.”
Dat de oesterputten uit 1870 uniek zijn, blijkt wel uit de massale belangstelling. „In samenwerking met de plaatselijke VVV zijn er in een jaar tijd al zo’n 10.000 bezoekers geweest. Het lopende jaar lijkt dat bijna te gaan verdubbelen.” Per touringcar komen er vaak groepen uit het hele land naar Yerseke, het hart van de Nederlandse oestersector. Ook Belgen, Japanners en Russen hebben de weg naar het Zeeuwse dorp gevonden.
De toeristen krijgen bij de oesterputten niet alleen informatie. Ze kunnen ook proeven van onder meer oesters en mosselen, die gestoomd, gebakken en gegratineerd verkrijgbaar zijn. En voor wie twijfelt of de schelpdieren écht lekker zijn, zijn ze zelfs per stuk verkrijgbaar.
Oestervisserij jaren in crisis
De drie oesterputten bij Yerseke zijn aangelegd tussen 1874 en 1883. Ze vormen een bedrijventerrein van ongeveer 5,5 hectare. Het is het enige oesterputtencomplex in Nederland.
Oestervisserij in Zeeland ontstond in het begin van de 17e eeuw. Tot 1870 kon iedereen vrij oesters vissen. Dat leidde echter tot uitputting van de oesterstand, waarna in 1870 de vrije oestervisserij werd afgeschaft. Het Rijk wees Yerseke aan als de plek waar oesters gekweekt moesten worden. Na een korte aanloopperiode werd de oestercultuur een groot succes.
Rond 1890 belandde de oestervisserij echter in een langdurige crisis die door allerlei oorzaken tot 1950 aanhield. Ook de watersnoodramp had een grote negatieve invloed op de oesters. Pas sinds 1990 is er weer sprake van groei.