Commentaar: Gemeenteraden verkleinen niet wijs
Niet alles wat op het eerste gezicht logisch lijkt, is ook werkelijk logisch. En niet elk voorstel waarvoor in eerste instantie een parlementaire meerderheid lijkt te bestaan, haalt aan het Binnenhof daadwerkelijk de eindstreep. Dat bleek gisteravond duidelijk na het debat in de Eerste Kamer over de initiatiefwet van het Kamerlid Heijnen (PvdA), dat de grootte van gemeenteraden wil beperken.
Het voorstel lijkt in eerste instantie logisch. Toen in 2002 in alle gemeenten de dualisering van kracht werd en wethouders niet meer tevens gemeenteraadslid waren, bepaalde de landspolitiek dat door deze operatie het aantal lokale bestuurders eigenlijk niet mocht groeien. Zoals te verwachten was, gebeurde dit tóch. PvdA-Kamerlid Heijnen (die binnenkort de Kamer verlaat om voorzitter te worden van het college van bestuur van het Haagse ROC Mondriaan) wil daarom nu het totale aantal lokale bestuurders terugbrengen naar de omvang van voor 2002. Dat betekent dat 10 procent van de raadsleden moet verdwijnen.
Het voorstel leek aanvankelijk op een parlementaire meerderheid te kunnen rekenen. Het plan past immers uitstekend in het beleid van deze coalitie, die wil dat allerlei vertegenwoordigende lichamen, zoals de Tweede Kamer, de Provinciale Staten en de gemeenteraden, kleiner worden. Bedankt, meneer Heijnen dat u dit, wat de gemeenteraden betreft, voor ons wilt regelen!
Maar schijn bedriegt soms. Want het eigenaardige van onze tijd is dat een wetsvoorstel dat door de Tweede Kamer is aangenomen, nog alle kans heeft om in de Senaat te stranden. Dat is het grote risico dat Rutte nam toen hij in het najaar van 2012 fluks een kabinet in elkaar timmerde. Acht zetels komt de huidige coalitie in de Senaat tekort. Dat dit best veel is, blijkt in de gang van zaken rond het initiatief-Heijnen. Want hoewel dit plan in de Tweede Kamer een nét iets ruimere steun kreeg dan alleen de kale coalitiestemmen (ook de fractie van 50PLUS stemde voor), dreigt het in de Eerste Kamer te sneuvelen.
Toch heeft dit falen niet alléén te maken met de gebruikelijke problemen van een minderheidskabinet. Dat ook PvdA-senator Koole zich gisteren zeer kritisch toonde, komt doordat het voorstel ook inhoudelijk voor kritiek vatbaar is. Terecht merkte Koole –die precies deed wat een senator behoort te doen, namelijk een wet beoordelen op consistentie en uitvoerbaarheid– op dat de achterliggende tien jaar het aantal raadsleden al wel degelijk verminderd ís, namelijk door veelvuldige gemeentelijke herindelingen. Komt nog bij dat een rijksoverheid die voortdurend taken overhevelt naar gemeenten, eigenlijk niet mag verwachten dat gemeenten al dat extra werk kunnen behappen met juist minder raadsleden.
Kortom, als de Eerste Kamer straks het initiatiefwetsvoorstel-Heijnen naar de prullenbak verwijst, is dat voor gemeenten een verheugende ontknoping. Voor het kabinet-Rutte II daarentegen -dat op dit dossier al 18 miljoen euro aan bezuinigingen heeft ingeboekt– is het de zoveelste tegenvaller. En het zoveelste bewijs dat een minderheidskabinet dat in de Senaat zó veel zetels tekort komt, een hachelijke onderneming is.