„Pluimveesector moet gaan voor vers”
De Nederlandse pluimveesector heeft betere overlevingskansen als ze zich concentreert op levering van herkenbare, hoogwaardige en verse producten aan de omringende versmarkt in de driehoek Londen-Parijs-Berlijn. „Daar bevinden zich 150 miljoen kritische en draagkrachtige consumenten. Die moeten wij leren kennen en zij ons.”
Dat is een van de cruciale onderdelen van het maandag op het Nationale Pluimveedebat vastgestelde ”Commitment van Utrecht” (commitment: verplichting, verbintenis). Honderden mensen uit de diverse geledingen van de beide pluimveebedrijfskolommen (vlees en eieren) zochten een dag lang naar een antwoord op de vraag of er nog toekomst is voor de pluimveehouderij in Nederland en zo ja, hoe die eruit moet zien.
Het debat was een initiatief van de Stichting Solidariteit Pluimveehouderij, die werd opgericht kort na de eerste uitbraken van de kippenpest (aviaire influenza) in de Gelderse Vallei in maart van dit jaar. Volgens de stichting is het gesprek in en over de sector broodnodig. Zeker voor de vleeskolom is het vijf voor twaalf, aldus veel deelnemers, en aldus ook de maandagmiddag inderhaast ’ingevlogen’ minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). „Het debat is aangewakkerd door de vogelpestcrisis, want afzetmarkten zijn door anderen ingenomen”, zegt de stichting.
Prof. dr. ir. L. den Hartog (WUR en Nutreco) schetste de veranderende wereld waarin de Nederlandse pluimveehouder zal moeten zien te overleven. Internationaal nemen de productie en consumptie van vlees en eieren toe. In een land als China gaat het om enorme percentages. Nu al neemt het land 27 procent van de wereldproductie van bijvoorbeeld varkensvlees voor z’n rekening. Binnen tien jaar produceert China de helft van alle varkensvlees en wellicht ook van alle eieren op de wereld, weet Den Hartog.
De VS, ooit graanexporteurs bij uitnemendheid, hebben ontdekt dat uitvoer van vlees vier keer zo lonend is als graanexport. „Sinds een jaar of zes, zeven is er massaal overgeschakeld op intensieve veehouderij.” Verder is Brazilië een enorme groeier. De goedkope productiemogelijkheden daar zorgen ervoor dat een kilo geslachte, niet uitgesneden kip uit dat land voor 85 eurocent op de markt komt, tegen 1,39 euro voor eenzelfde hoeveelheid uit Nederland. Voor kip uit Thailand geldt hetzelfde als voor de Braziliaanse.
De vraag naar pluimveevlees nam wereldwijd sterk toe, tussen 1990 en 2000 met 28 procent. Dat groeipercentage zal komende decennia alleen maar stijgen. De wereldbevolking neemt sterk toe én er wordt meer vlees gegeten per hoofd. Varkensvlees blijft stabiel op 40 procent, de dalende vraag naar rundvlees is omgekeerd evenredig met de groeiende behoefte aan kippen-, kalkoenen- en eendenvlees.
Belangrijk voor de pluimveesector is -zeiden alle inleiders voorafgaand aan het werkelijke debat- zich te realiseren dat de burger iemand anders is dan de consument. De burger toont zich geschokt op het moment dat de kippenpest uitbreekt en miljoenen dieren moeten worden doodgemaakt en gestort. De sector ligt onder vuur en moet drastisch veranderen om zulke gruwelijkheden in de toekomst te voorkomen.
Kan diezelfde burger in de supermarkt echter kiezen tussen een diervriendelijk en niet-diervriendelijk geproduceerde kipfilet, dan kiest hij voor de goedkope variant, waaraan in verhouding het meeste dierenleed kleeft. Burger en consument dienen echter nadrukkelijk beiden te vriend te worden gehouden, weten de aanwezigen.
Vandaar dat ”Het Commitment van Utrecht” vermeldt dat de vooruitstrevende Nederlandse pluimveesector producten moet leveren met toegevoegde waarden die consumenten belangrijk vinden. „Vers, dierwelzijn, duurzaam, traceerbaar: belangrijke aspecten die de meerwaarde van onze producten vormen. Daarom zal de sector ervoor gaan zorgen dat die in de winkel herkenbaarder worden.”
Op voorstel van J. Wolleswinkel, voorzitter van de Nederlandse Organisatie Pluimveehouderij (NOP) zal dagvoorzitter dr. A. Dijkhuizen (Wageningen Universiteit en Researchcentrum) binnenkort vertegenwoordigers van alle geledingen uit de pluimveehouderij bijeenroepen om verder te praten over de herstructurering van de sector, zoals dat ook gebeurde ten tijde van de commissie-Alders, die in 1999 haar eerste rapport uitbracht.
Uiteindelijk zal het erop neerkomen, aldus het ”Commitment”, dat er heel kritisch zal moeten worden gekeken naar rassen en diertypen die de sector gebruikt. Snelgroeiende kuikens die welzijnsproblemen ondervinden, zullen wellicht moeten worden vervangen door andere rassen of types. „Hollandse kip moet een herkend en erkend kwaliteitsproduct worden, dat zich onderscheidt van producten uit andere landen door smaak, kwaliteit, veiligheid en de hoge eisen aan de houderijsystemen. Holland als land van bloemen, kaas en kip.”