Thriller over zoektocht naar gouden kandelaar uit de tempel
In het jaar 70 na Christus verwoesten de Romeinen onder leiding van Titus de Joodse tempel in Jeruzalem. De tempelschatten worden als buit mee naar Rome gevoerd. De zevenarmige gouden kandelaar, de menora, is er ook bij.
Dat de menora in Rome is geweest, bewijst de triomfboog voor Titus in deze stad: daarop is de kandelaar, naast andere schatten, afgebeeld. Niemand weet echter precies wat er sindsdien met dit symbool van het Joodse volk is gebeurd. Dat gegeven inspireerde het schrijversduo Jan en Sanne Terlouw tot het schrijven van een thriller.
Het tweetal –oud-D66-politicus en dochter– schreef eerder samen verschillende detectives. In ”De verdwenen menora” voegen ze een extra dimensie toe: historische feiten vormen de achtergrond van het verhaal.
De thriller begint met de brute moord op een pater in de kathedraal van Den Bosch en op diens huishoudster. Pater Lorentz was in het bezit van een eeuwenoud document dat iets leek te onthullen over de (toenmalige) verblijfplaats van de gouden kandelaar.
Ben Lorentz, zoon van de vermoorde pater (die eerder getrouwd is geweest), en Simone, dochter van de omgebrachte huishoudster, willen meer weten over de kwestie. Samen proberen ze de verdwenen menora op te sporen.
Een tweede verhaallijn wordt gevormd door een beschrijving van de lotgevallen van de menora sinds de verwoesting van de tempel in het jaar 70. Daarbij passeert een indrukwekkende en treurig stemmende geschiedenis van antisemitisme en Jodenhaat de revue, niet in de laatste plaats opkomend uit het christelijke denken.
Want één ding wordt duidelijk uit deze roman: de Rooms-Katholieke Kerk (als instituut) is zo’n beetje schuldig aan alles, ten diepste zelfs aan de Holocaust. Geen misstand blijft onbenoemd. De sympathie van de schrijvers ligt bijna geheel bij het Joodse volk, dat inderdaad de eeuwen door is geknecht en vervolgd, daarover geen misverstand. Dat ze zelfs begrip kunnen opbrengen voor de huidige politiek van Israël mag best opmerkelijk worden genoemd.
De boodschap van dit boek is in elk geval dat religieus fanatisme tot brokken leidt, van welke kant het ook komt. Een onvervalst libertijns geluid klinkt tussen de regels door: geloven mag, maar niet op een dogmatische manier. „De rede wordt zeer eenvoudig ondergeschikt gemaakt aan de emotie, dat weet iedereen.” Toch zijn de auteurs, geheel in lijn met de Heidelbergse Catechismus, van mening dat de mens tot alle kwaad geneigd is: „Als hij de kans krijgt, viert een mens zijn sadisme en verdorvenheid bot op zijn medemens” en: „Geef iemand ongebreidelde macht en zijn slechtheid komt bovendrijven.” Gereformeerder kan het niet.
De zoektocht van Ben en Simone vertoont hier en daar hiaten. Niet duidelijk wordt bijvoorbeeld hoe het spoor naar een Franse kerk loopt. Echt spannend wordt het verhaal ook bijna nergens. Het ‘belangrijke’ document, waarvoor twee moorden zijn gepleegd, is ook nauwelijks van betekenis voor de zoektocht van Ben en Simone. De romance die zich tussen de twee ontwikkelt ontstijgt maar nauwelijks het Bouquetreeksniveau.
De waarde van het boek ligt vooral in de historische component, al hebben de schrijvers zich ook hier de vrijheid vergund om leemtes zelf in te vullen. Dat Erasmus de menora in bezit gehad zou hebben, is niet waarschijnlijk. Gelukkig is er een lijst opgenomen waaruit duidelijk wordt wat feit is en wat fictie.
Feit is elk geval ook dat de schrijvers Rome hebben gevraagd of de menora zich misschien in de kelders van het Vaticaan bevindt. Tot hun verrassing kregen ze antwoord: „We are happy to inform you that de menora has been destroyed.” De kandelaar zou dus vernietigd zijn en de Rooms-Katholieke Kerk weet het. Voer voor nieuwe speculaties.
Boekgegevens
”De verdwenen menora”, Jan en Sanne Terlouw; uitg. De Kring, Amsterdam, 2013; ISBN 978 94 9156 716 2; 319 blz.; € 19,95.