„Kabinet verkiest polder boven parlement”
Juist nu het kabinet de steun van de oppositie de komende maanden harder nodig heeft dan ooit, lijkt het zich van haar te vervreemden. „Is er nog iemand met de route naar de overkant?”
Dolgraag wilde de oppositie woensdag spreken met het kabinet over hoe het invulling wil geven aan de 6 miljard euro aan extra bezuinigingen. Maar hoewel, nota bene tijdens het debat, uit de media bleek dat er al wel degelijk houtskoolschetsen de ronde doen, weigerde het kabinet daar inzicht in te geven. U zult nog een maand of drie moeten wachten, klonk het uit vak K. „Misschien wel tot Prinsjesdag.” De frustratie van de oppositie was voel- en hoorbaar.
Tegelijk schuift het kabinet donderdag aan bij een deel van diezelfde oppositie, D66 en GroenLinks, voor een gesprek. Dat is niet zozeer bedoeld om steun te verwerven voor nieuwe bezuinigingen, als wel om ‘oude’ plannen, lees: het sociaal leenstelsel, van voldoende steun te voorzien.
Om de beide partijen te verleiden het recent uitgestelde beleidsplan van minister Bussemaker (Onderwijs) te omarmen, overweegt het kabinet extra investeringen in onderwijs en vergroening. Het geld daarvoor lijkt te moeten komen uit een verdere verschraling van kindregelingen, zoals de kinderbijslag, waarop het kabinet in het regeerakkoord al aanzienlijk heeft bespaard.
Opvallend is dat het kabinet zich daarmee willens en wetens verwijdert van partijen als ChristenUnie en SGP, die zich tot nu toe juist constructief opstelden richting de coalitie. Daarmee neemt premier Rutte het risico steun te verspelen die hij in de Eerste Kamer –waar het kabinet acht zetels tekortkomt– nog wel eens hard nodig kan hebben.
Het was woensdag niet het enige signaal dat het kabinet de voeling dreigt te verliezen met het constructieve deel van de oppositie. Een debat woensdagavond over het kabinetsplan om de pensioenopbouw van werknemers te verlagen, werd door meerdere Kamerleden achteraf beschouwd als het meest bizarre en surrealistische debat dat zij ooit hebben gevoerd.
In het regeerakkoord is aangekondigd dat in 2015 de jaarlijkse pensioenopbouw omlaaggaat van 2,25 naar 1,75 procent van het inkomen. Het idee achter dit plan –dat het kabinet zo’n 3 miljard euro moet opleveren– is dat met het oprekken van de pensioenleeftijd mensen ook langer voor hun pensioen kunnen sparen.
Een belangrijk deel van de oppositie (D66, CU, GroenLinks en SGP) staat daar niet onwelwillend tegenover. Tot verbijstering van die partijen schoof het kabinet een belangrijke handreiking van hun kant, vervat in een amendement van SGP-Kamerlid Dijkgraaf, echter pardoes van tafel.
Daarmee lijkt het pensioenplan vanavond alleen steun te krijgen van coalitiepartijen PvdA en VVD, wat voldoende is om de voorstellen door de Tweede Kamer te loodsen, maar de kans dat ze vervolgens worden afgeschoten in de Senaat levensgroot maakt.
Het probleem van de oppositie met de plannen is tweeledig. Allereerst weigeren het kabinet en de sociale partners, die de plannen overeenkwamen in het sociaal akkoord, te garanderen dat de lagere pensioenopbouw wordt doorvertaald in lagere pensioenpremies. En ook houden PvdA en VVD angstvallig vast aan een door de polderpartijen ontwikkeld ‘bijspaarplan’, waarmee op een uiterst complexe en kostbare manier de pensioenopbouw moet worden opgetrokken tot 1,85 procent per jaar.
Hoewel toezichthouders als DNB en AFM én de Raad van State dit plan kraken omdat de opbrengst voor veel werknemers verwaarloosbaar zou zijn, weigeren kabinet en sociale partners het in te trekken of aan te passen, uit vrees om op die manier het sociaal akkoord op te blazen.
„Het verdient niet de schoonheidsprijs en we hadden dit zelf ook écht niet bedacht, maar we staan voor onze handtekening”, stelde VVD-Kamerlid Lodders. „Fraai is het niet, maar wel uitvoerbaar. En dit is zoals de sociale partners het wilden”, benadrukte ook PvdA-Kamerlid Vermeij.
Voor de oppositie, die sprak van „een gedrocht”, „een misbaksel van de allergrootse orde” en een „nieuw soort woekerpensioen”, restte daarmee weinig anders dan de conclusie dat het kabinet zich heeft laten gijzelen door de polder. „Ik dacht in een parlementaire democratie te leven, maar dat blijkt een polderdemocratie, met kabinetsleden die fungeren als lakeien van de sociale partners”, stelde D66-Kamerlid Van Weyenberg geïrriteerd vast.
Waar het sociaal akkoord oorspronkelijk was bedoeld om meer draagvlak op te leveren in de polder, betaalt het kabinet er nu mogelijk in het parlement juist een zeer hoge prijs voor. Zonder steun van de oppositie wankelt immers de grootste bezuinigingspost van Rutte II.
Is er in het mijnenveld van akkoorden, bezuinigingsplannen en aanvullende voorstellen „eigenlijk nog wel iemand met de route naar de overkant?” vroeg CU-leider Slob zich hardop af. Het wrange gevoel aan het einde van de woensdag is dat het er meer en meer op lijkt dat die routekaart door het kabinet, tezamen met de beloofde uitgestoken hand naar het parlement, is zoekgeraakt in de polder.
Dat afgelopen nacht, terwijl het pensioendebat nog liep, plots het licht uitviel in de Kamer, was illustratief voor hoe kabinet en oppositie elkaar woensdag even uit het oog verloren.