Opinie

Bevrijd kleine scholen van bovenschoolse managers

De overheid doet er goed aan de kleine dorpsschool te bevrijden van bovenschoolse managers en de primaire verantwoordelijkheid terug te geven aan meesters en juffen, ouders en het dorpsbestuur, zo betoogt Jan Schuurman Hess.

27 June 2013 07:02Gewijzigd op 15 November 2020 04:25
beeld Sjaak Verboom
beeld Sjaak Verboom

De Tweede Kamer buigt zich donderdagochtend over de toekomst van kleine scholen. Staatssecretaris Dekker heeft in zijn brief, voorafgaand aan dit debat, laten weten dat het kabinet het advies van de Onderwijsraad om scholen met minder dan honderd leerlingen te sluiten, niet zal overnemen. Is daarmee de toekomst van het basisonderwijs in kleine scholen gegarandeerd?

Nee, zo eenvoudig is het niet. Staatssecretaris Dekker stelt voor om de kleinescholentoeslag te schrappen. Die toeslag is een premie op autonomie en dat is, volgens de staatssecretaris, tegen de achtergrond van snel teruglopende bevolkingsgroei niet langer verstandig.

In veel dorpen bestaan basisscholen van verschillende stromingen (denominaties) naast elkaar. Door de terugloop van het aantal kinderen in de dorpen slinkt het aantal leerlingen. Om te voorkomen dat beide schooltjes te klein worden en het niet meer verantwoord is beide in stand te houden, zet staatssecretaris Dekker geld in op samenwerking. Samenwerken is een groot goed, zeker wanneer dat kan met behoud van de eigen identiteit.

Echter, de staatssecretaris heeft nauwelijks invloed op de besluitvorming van individuele en autonome schoolbesturen. In Limburg is een ware kaalslag aan de gang in het primair onderwijs; niet omdat de scholen daar te weinig leerlingen hebben, maar ‘gewoon’ omdat grootschaliger onderwijs in de ogen van onderwijsbestuurders nu eenmaal efficiënter is.

In Berg aan de Maas, bijvoorbeeld, wordt een school bedreigd omdat naar verwachting het aantal leerlingen zal teruglopen van 190 naar 150. De toenmalige wethouder vertelde me zonder blikken of blozen dat „met 150 leerlingen natuurlijk geen kwaliteit van onderwijs meer kan worden gegarandeerd.” Dit was haar nu eenmaal wijsgemaakt door schoolbestuurders en onderwijsadviseurs. Toen ik haar erop wees dat er in het grootste deel van Zeeland helemaal geen basisscholen met 150 kinderen zijn, was ze met stomheid geslagen.

Uit geen enkel onderzoek blijkt dat de omvang van een school iets zegt over de kwaliteit van het onderwijs. Meer nog, de specifieke kwaliteiten van het onderwijs op maat in kleine scholen worden bij voorkeur verzwegen door schoolbestuurders en hun duurbetaalde adviseurs.

De verzelfstandiging van het onderwijs heeft tot vervreemding geleid. Schoolbestuurders kennen vaak de dorpen en scholen 
niet meer waarover zij het 
bewind voeren. In het Zeeuwse Kats, een dorpje van zes straten en een schooltje in het midden, konden de schoolbestuurders die de sluiting kwamen aankondigen, het schoolgebouw niet eens vinden. Ze liepen het gymnastieklokaal annex dorpshuis binnen 
in plaats van de school.

Datzelfde schooltje in Kats stond decennialang in de wijde omgeving bekend om de hoge kwaliteit van het onderwijs en de persoonlijke begeleiding van ieder kind. Om die reden werden kinderen die elders in volle lokalen of kwetsbare gezinnen vastliepen in het schooltje in Kats opgevangen. Door de managers van Nobego, de koepel waaronder ook het schooltje in Kats valt, werden die kwaliteiten niet erkend. Integendeel, in de voorbije jaren werd de school kapotgemaakt, welbewust en weloverwogen. Plannen van de dorpsbewoners om de Katse school een nieuwe impuls te geven werden door Nobego hooghartig terzijde geschoven. Het voorbeeld van Kats staat echter niet op zichzelf. Het speelt overal in Nederland. Ouders, dorpsbestuurders hebben geen werkelijke macht.

Onderwijsgeld wordt besteed aan nieuwe gebouwen, aan logo’s en vlaggen en aan adviseurs voor de leden van het college van bestuur, die vervolgens de kwaliteit van het onderwijs garanderen aan de hand van juist ingevulde kwaliteitsformulieren. Meesters en juffen worden in een keurslijf gevangen gehouden. Teruglopende aantallen leerlingen betekenen immers minder formatieplaatsen; wie niet oppast is gezien. Kleine scholen zijn te duur in de ogen van de bestuurders; met leefbaarheid van een dorp hebben zij niets te maken.

Kan het anders? Zeker. In het hele land organiseren ouders en kleine scholen zich in het verzet tegen de voorgenomen sluiting van de laatste scholen op een dorp. Dat verzet is begrijpelijk. De leefbaarheid en de dynamiek van een dorp hangen wel degelijk af van de aanwezigheid van primaire voorzieningen. Het rapport van het Zeeuwse sociaal en cultureel planbureau Scoop dat het tegendeel beweert, is gebaseerd op een betwistbare enquête en een halfwassen literatuuronderzoek uit een Italiaanse provincie.

Kabinet en Tweede Kamerleden zouden de kracht en de verantwoordelijkheid in dorpen en wijken moeten erkennen en ten minste een kans moeten geven. Natuurlijk staan mensen in dorpen en wijken op voor het behoud van hun school; ouders willen graag meedoen en verantwoordelijkheid nemen, ook in het onderhoud van de school. Geef meesters en juffen, ouders en het dorpsbestuur de primaire verantwoordelijkheid voor de dorpsschool in plaats van bestuurders kilometers verderop. Tegen de staatssecretaris, Kamerleden en onderwijsbestuurders zeggen we: Geef onze scholen terug!

De auteur is lid van de PvdA en zet zich in voor de kleine openbare basisschool.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer