Slaven worden in Bijbel wel degelijk gezien als bezit
Het Hebreeuws kent wel degelijk een woord voor ”slaaf”, en slaven werden in het Oude Testament niet alleen als mensen gezien, maar wel degelijk ook als bezit, reageert dr. A. Versluis op ds. G. A. van den Brink (RD 22-6).
De Bijbelse visie op slavernij was revolutionair in die tijd, stelde ds. Van den Brink. Volgens hem hadden slaven in het oude Israël een heel andere positie dan bij de omliggende volken. Een Hebreeuws woord voor ”slaaf” zou niet eens bestaan en aan de positie van iemand die zich vrijwillig verhuurde zou „niets onwaardigs” zijn. De bedoeling van deze voorstelling is mogelijk apologetisch; juist dan is het echter wel van belang een volledig beeld te schetsen.
De stelling dat het Hebreeuws geen woord kent voor ”slaaf” maar alleen voor dienstbaarheid, is onhoudbaar. Woorden krijgen hun betekenis door het gebruik. Als het alleen zou gaan om vrijwillige dienstbaarheid, waarom verbiedt het Oude Testament dan met zo veel nadruk dat een Israëliet voor altijd slaaf wordt?
Ook de slavernij van Israël in Egypte had weinig te maken met vrijwilligheid. Het voorbeeld van Jakob dat ds. Van den Brink aanhaalt, die tegen kost en inwoning voor Laban werkte, is niet overtuigend: Jakob wordt nooit de slaaf van Laban genoemd en werkte voor de bruidsschat.
In de wereld rondom Israël werden slaven vaak uitsluitend gezien als bezit. Een Akkadisch spreekwoord luidt: „Een mens is de schaduw van een god; een slaaf is de schaduw van een mens.” Een slaaf is dus duidelijk minder dan een mens. In het Oude Testament worden slaven gezien als mensen, maar ook als het bezit van de eigenaar. Van beide aspecten geef ik twee voorbeelden.
Bezit
Wanneer een heer zijn slaaf tuchtigt, moet hij dat met mate doen (Ex. 21:20-21). Als zijn slaaf sterft, is er sprake van doodslag. In dat geval wordt voor de eigenaar de doodstraf geëist; hier is geen verschil tussen een slaaf en een vrije. Wanneer de slaaf pas enkele dagen later overlijdt, is er sprake van onopzettelijke doodslag. In dat geval wordt hij niet gewroken, „want hij is zijn eigen geld.” Een slaaf was immers het bezit van zijn meester; blijkbaar is die in zo’n geval al genoeg gestraft door het verlies van zijn vermogen.
In het geval van een stotige os wordt er eveneens onderscheid gemaakt tussen de dood van een vrije en van een slaaf (Ex. 21:29-32). Wanneer de os al eerder stotig was en hij doodt opnieuw iemand, moet de eigenaar gedood worden of een hoge schadevergoeding betalen. Dat geldt ook bij de dood van een kind, maar niet bij een slaaf: dan moet de eigenaar van de os aan de heer van de slaaf 30 sikkel betalen, als vergoeding voor het verlies van zijn vermogen.
Mens
- Wanneer iemand het oog van zijn slaaf vernielt of zijn tand uitslaat, moet hij hem vrijlaten als vergoeding daarvoor (Ex. 21:26-27). Deze bepaling is een uitwerking van de algemene regel ”oog om oog, tand om tand”. Dit voorschrift is geen aansporing tot vergelding, maar bedoelt juist de beperking van geweld: de vergelding moet evenredig zijn, en niet meer dan dat. Uit het voorbeeld van de slaaf blijkt dat het niet per se om een letterlijke toepassing van deze bepaling gaat, maar om de evenredigheid. Deze bepaling maakt duidelijk dat een slaaf bepaalde rechten heeft en een eigenaar met zijn slaaf niet mag doen wat hij wil. Ten opzichte van andere wetten uit het oude Nabije Oosten is zo’n bepaling uniek.
- Een positieve visie op vrijheid blijkt uit de aansporing om een gevluchte slaaf te helpen; hij mag niet worden uitgeleverd aan zijn meester (Deut. 23:15-16). Ook deze bepaling is uniek. De bekende Codex Hammurabi (de wetten van koning Hammurabi van Babylon, circa 1750 v.Chr.) gebiedt zelfs de doodstraf voor wie een slaaf hielp vluchten of verborg. Het Oude Testament daarentegen roept op tot bescherming van deze en andere zwakken. Israël heeft ervaren dat God welwillend is voor gevluchte slaven – dat was Israël immers zelf ook.
Vacuüm
Terecht stelt ds. Van den Brink dat we het Oude Testament niet moeten lezen door de bril van de latere slavenhandel. Er is echter ook verschil tussen het Oude Testament en onze hedendaagse visie op slavernij. Het komt ons vreemd voor dat slaven worden gezien als bezit. We moeten het Oude Testament echter lezen in de context van die tijd. Gods wetten zijn niet gegeven in een vacuüm, maar zijn geopenbaard in de wereld en de cultuur van die tijd. Het Oude Testament biedt geen blauwdruk van onze visie op mensenrechten. Zeker legt het Oude Testament nadruk op de slaaf als mens en op zijn beschermwaardigheid, maar dat laat onverlet dat slaven ook als bezit golden. Aan die weerbarstigheid moeten we niet voorbijgaan.
De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde kerk te Ouderkerk aan de Amstel.
Zie ook:
Geen Bijbelse grond voor slavernij