Meer reserve nodig bij stellen psychiatrische diagnose
Voordat er een psychiatrische diagnose gesteld wordt, moet geprobeerd worden om het gesignaleerde probleem op een andere manier op te lossen, vindt Laura Batstra.
Vorige maand verscheen DSM-5, de vijfde editie van het handboek voor psychiaters. Het idee erachter is goed: de communicatie over psychische stoornissen tussen professionals verbeteren. Dat gebeurde vanaf de derde versie van DSM (1980) door voor elk psychiatrisch syndroom criteria op te stellen. Dan weten professionals als ze bijvoorbeeld praten over sociale angst over welk soort problemen ze het hebben.
Helaas zijn de criteria steeds meer een eigen leven gaan leiden. Je krijgt nu bijvoorbeeld een behandeling alleen vergoed wanneer je voldoet aan de criteria van een DSM-hokje. DSM-5 laat bovendien meer menselijke gedragingen en emoties onder de noemer stoornis vallen. Bijvoorbeeld driftbuien bij kinderen (”Disruptive Mood Dysregulation Disorder”) en vergeetachtigheid bij ouderen (”Minor Neurocognitive Dysfunction”).
Wat vaak vergeten wordt, is dat een DSM-label, bijvoorbeeld ADHD, een beschrijving geeft van een bepaald type problematisch gedrag. Het is niet de vaststelling van een ziekte, zoals je bijvoorbeeld suikerziekte met een test kunt aantonen. Van de ongeveer 300 syndromen in de DSM is er geen enkele waarbij er een lichamelijke oorzaak is gevonden, ondanks het feit dat er vanaf 1980 ontzettend veel geld en onderzoektijd aan is besteed.
Tot nu toe kunnen we op dit punt in de praktijk bar weinig met de uitkomsten van hersenonderzoek. Tegelijk is al lang bekend dat sociale factoren zoals armoede, achterstand en werkeloosheid grote risicofactoren zijn voor allerhande klachten, en dat psychische problemen verbeteren als we mensen in een gunstigere omgeving plaatsen.
Een DSM-classificatie is duur, stigmatiserend en meestal onnodig voor psychologische of (ortho)pedagogische hulp. Niet zelden zijn psychische klachten een signaal dat iemand zijn leven anders moet inrichten, bijvoorbeeld meer rust nemen, of bepaalde vaardigheden aan moet leren, zoals assertiviteit.
Een model om overdiagnostiek te voorkomen zonder onderbehandeling te riskeren, is ”stepped diagnosis”. Dit model houdt in dat de zorgverlener vóór het stellen van een DSM-diagnose een aantal stappen doorloopt. Het gaat achtereenvolgens om normaliseren (is het gedrag of gevoel een logische reactie op de omstandigheden?), ”watchful waiting” (wat kan de tijd doen?), indien nodig gevolgd door een minimale interventie (zoals e-health) of een zwaardere interventie (korte therapie). Ten slotte, als klachten en disfunctioneren aanhouden, kan een doorverwijzing volgen naar specialistische hulp (voor DSM-classificatie en eventueel medicatie). Dit model, dat ik heb opgesteld met de voorzitter van de DSM-IV, Allen Frances, is inmiddels omarmd door het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP).
De weerstand tegen het medicaliseren van nog meer menselijkheden groeit, de maatschappij komt in opstand. Ik betwijfel dan ook of de DSM-5 op grote schaal gebruikt gaat worden. Het zou goed kunnen dat dit de laatste editie is.
De auteur is onderzoeker en docent bij de afdeling orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen.