Krant straft soms harder dan de rechter
Incest, misbruik, ongewenste relaties, andere vergrijpen. Het komt voor. Ook in de gereformeerde gezindte. Soms komt de dader voor de rechter. Een aangrijpend moment voor het slachtoffer, de dader en alle betrokkenen. Het Reformatorisch Dagblad doet verslag. Dat zou veel terughoudender moeten gebeuren, vindt W. P. van Kempen. De dader wordt door een gedetailleerd bericht nog erger gestraft dan door de rechter, zo schrijft hij. Dr. C. S. L. Janse en J. van Klinken reageren in het tweede artikel. Zij leggen uit hoe het Reformatorisch Dagblad met ’gevoelige’ rechtbankzaken in eigen kring omgaat. De redactie is heel terughoudend, maar kan en mag berichtgeving niet achterwege laten.
Ik protesteer tegen een vorm van journalistiek van het Reformatorisch Dagblad. Waarom zulke zware woorden? Omdat de redactie mij opzettelijk en nodeloos gekwetst heeft. Enige toelichting mag hierbij verwacht worden.
Jarenlang was ik een oude studievriend uit het oog verloren. Ieder van ons had zijn eigen bestaan met alle dingen die daartoe behoren. Vroeger zag ik hem nog wel eens op vergaderingen; dan was er meestal wel tijd voor een kort praatje. Dat is inmiddels al weer lang geleden. We zagen elkaar niet meer.
Tot ik op een avond de krant las. Misschien wat moe, na een inspannende werkdag, las ik min of meer ter verstrooiing wat plaatselijk nieuws. En plotseling schrok ik op. Dat breed uitgesponnen rechtbankverslag ging over mijn oude vriend. De initialen klopten, zijn vroegere functies in kerk en maatschappij werden breed weergegeven. Zijn misstap werd in den brede vermeld.
Daar stond een ’portret in woorden’ van mijn vriend, van wie ik nooit verwacht had dat hij zich misgaan zou. Een scherp portret. In al zijn ’naaktheid’ was hij den volke tentoongesteld. Een ontluisterend beeld. Zó’n beeld van mijn vriend. Die vroeger voor mij wat betekende. Die later voor anderen wat betekend heeft. Die zelfs gemeend heeft anderen de weg te kunnen wijzen. Tot de grond toe werd hij afgebroken. Er bleef niets van hem over…
Hij had het verdiend, zegt de redactie misschien. Dan is de redactie in goed gezelschap. De rechter was dezelfde mening toegedaan en sprak die ook uit. Binnen de muren van de rechtszaal. Wie zou dat horen behalve de kleine groep betrokkenen bij de rechtszitting?
Leesvoer
Wie zou dat horen? Dat werd de volgende dag duidelijk. Iedereen zou dat horen. Iedereen in de kerk. Alle gemeenteleden lazen immers die krant. En denk maar niet dat ze dat bericht over het hoofd hebben gezien. Leesvoer voor de massa gaat er in als koek. En wie het nog niet wist, werd wel door de anderen op de hoogte gebracht. „Heb je het ook gelezen? Dat bericht over…”
Al zijn collega’s lazen het ook. En zijn familie, zijn -vroegere?- vrienden. Ook ik las dat bericht. Voor mijn ogen zakte hij weg in het moeras van misdaad en veroordeling. Iedereen zag het. Slechts een enkeling stak, wat aarzelend misschien, een hand uit om te helpen.
Maar ’t kwaad was geschied. Want publiekelijk werd een verloren mens met een verloren leven in de krant tot schande gemaakt.
Over wie ging het toch, vraagt de lezer met enige nieuwsgierigheid, met enige gêne misschien. Het ging over mijn vriend.
Gestraft
Anderhalf jaar later vindt de herhaling plaats. Eén van mijn collega’s heeft zich misdragen. Hij is veroordeeld. Door de rechter, die geen al te zware straf heeft opgelegd. Nee, pas echt zwaar is hij in het Reformatorisch Dagblad gestraft. Want vanavond hebben al zijn leerlingen -beter: zijn vroegere leerlingen, want hij werkt niet meer op school- het ’nieuws’ gelezen op pagina drie. Het kon niet missen: zijn initialen waren zo herkenbaar, zijn functies werden getrouw vermeld en de achtergrond breed geschilderd. Daar stond hun vroegere leraar. Zwart, tegen een felgekleurde achtergrond. Wie zal er in een zwak moment nog even gedacht hebben aan het goede dat hij gedaan had?
Zijn collega’s hebben het gelezen. Met schaamte om de aantasting van de goede naam van hun school. Met een schouderophalen misschien. Wie denkt nog eens terug aan de collegiale contacten?
De mensen van de kerk, voor wie hij zijn schuld had beleden, hebben het gelezen. Zijn familie, z’n vrienden. Zo werd mijn collega publiekelijk aan de schandpaal genageld. Ik schaam mij voor mijn vriend en voor mijn collega.
Zij hebben zich misdragen. Ze zijn door de rechter gestraft. Of die straf te zwaar of te licht was, doet hier niet ter zake.
Ik schaam mij echter nog meer voor het Reformatorisch Dagblad. Mijn krant heeft mijn vriend en mijn vroegere collega zonder mededogen en zonder reden diep vernederd in deze trieste omstandigheden.
Zonder mededogen, jawel. Want waartoe moest die verwijzing naar het vroegere ambt en de vroegere functie dienen? Waarom moest dat hele verhaal weer opgehaald, gepubliceerd worden? Wie dien je ermee door zo’n arm mens opnieuw in de schijnwerpers te plaatsen? Zonder reden ook. Wat is nu toch de wezenlijke nieuwswaarde van zo’n bericht? Wie heeft daar iets aan? De redactie, de lezer en ik toch zeker niet.
Geen fatsoen
Daarom protesteer ik tegen dit soort journalistiek. Dit soort berichten vormt geen nieuws dat van betekenis is voor al die lezers. Dat sommigen daar anders over denken, weet de redactie waarschijnlijk beter dan ik. De redactie weet dat het een grote verleiding voor de media (voor alle media) is om iets te brengen dat in de smaak valt bij hun publiek. Dat media er niet aan kunnen ontkomen -zo lijkt het steeds weer- om datgene aan te bieden wat hun publiek interesseert, behaagt.
Geldt dat ook voor het RD? De beide berichten geven het antwoord. Waren die berichten dan feitelijk gezien onjuist? Daar gaat het niet over. Waar het wel over gaat, is over de aard van deze journalistiek, die nog het best getypeerd kan worden als ”telegraafachtig”. Want, naast een uitgekiend zakelijk beleid, is de grootste krant van Nederland groot geworden door in overdaad dit soort nieuws te publiceren.
Tegen die vorm van journalistiek heb ik onoverkomelijke bezwaren. Om de volgende redenen:
Een medium dat zo handelt, overtreedt de gewone, burgerlijke, algemene fatsoensnormen. En dat terwijl de redactie (terecht) niet aflaat in de krantenkolommen het belang daarvan te onderstrepen!
Zo’n medium verdient niet de kwalificatie ”kwaliteitskrant”. Dat kan het RD nooit worden? De katernen van maandag en woensdag bewijzen het tegendeel. Met veel waardering daarvoor.
Een christelijk medium -ja, dat is tot op zekere hoogte mogelijk- wordt voortdurend in de verleiding gebracht om wereldse methoden én inhoud over te nemen. Niet ’zakelijk’, want dat mag best, maar intentioneel. Dat is heel gevaarlijk. Want ooit werd toch de eigen krant gezien als een medium om een eigen geluid naar voren te brengen?
Prudent
Betekent dit dan dat alles wat er fout is in ’onze kring’ onder een grauwe mantel der liefde bedekt moet blijven? Dat de gereformeerde gezindte naar binnen en naar buiten toe haar blazoen schoon moet houden? Dat de ’doofpotconstructie’ als leidraad moeten worden gehanteerd? Nee. Dat doet het RD ook niet. Daarvoor heb ik veel waardering, want ik ken de kleine marges in de opinievorming binnen een kleine kring.
Maar wel is er dit: wees terughoudend. Laat de redactie zich prudent tonen, met voorzichtigheid, jegens allen die zich misdragen hebben. Bedenk een vorm waarin toch enige berichtgeving plaatsvindt, zonder dat er nodeloze kwetsing van mensen plaatsvindt. Ook het leven van hen die zich misdragen hebben, is -buiten de rechtbank- beschermwaardig. Want ook ’ons soort mensen’ heeft zo’n bescherming zo hard nodig.
Ooit heeft Pascal iets gezegd over de grandeur en de misère van de mens. Laat het Reformatorisch Dagblad terughoudend zijn in de berichtgeving over onze misère. De feiten zijn al erg genoeg.
De auteur is plaatsvervangend directeur van de scholengemeenschap Guido de Brès te Rotterdam.