Rijk legt zorgtaak bij gemeenteraad
Onder het mom van ”dicht bij de burger” stoot het Rijk vanaf 2015 taken op het gebied van werk, zorg en jeugd af naar gemeenten. Grote veranderingen die volgens minister Plasterk „slechts vergelijkbaar zijn met de introductie van Europa als nieuwe bestuurslaag.” Wat verandert er en wat merkt de burger ervan? Tien vragen, tien antwoorden.
Ongekende veranderingen zitten er aan te komen in het binnenlands bestuur. Op dit moment voltrekken zich drie grote decentralisaties: werk, zorg en jeugd, ook wel de 3D’s genoemd. De plannen hiervoor zijn gestart onder het kabinet-Rutte I en worden door de huidige regering verder vormgegeven. Met het onlangs gesloten sociaal akkoord en zorgakkoord is het draagvlak ervoor vergroot, hoewel de plannen op sommige punten zijn bijgesteld.
Wat verandert er op het gebied van werk?
Voor iedereen die nu een beroep doet op de Wet werk en bijstand (WWB), Wajong of Wet sociale werkvoorziening (WSW), komt er één regeling: de Participatiewet. De gemeente wordt verantwoordelijk voor werkgelegenheid. Alleen uitzonderlijke gevallen komen nog in aanmerking voor een uitkering.
Ook de sociale werkvoorziening sneuvelt. Gehandicapten moeten zo veel mogelijk bij een regulier bedrijf worden ondergebracht. Voor wie daar echt niet kan functioneren worden er in Nederland 35 regionale werkbedrijven in het leven geroepen.
Welke hervormingen komen er in de zorg?
Delen van de AWBZ worden overgeheveld naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Dat betekent dat begeleiding en persoonlijke verzorging aan huis, zoals hulp bij aan- en uitkleden, de verantwoordelijkheid worden van gemeenten. Huishoudelijke hulp wordt alleen nog door de gemeente betaald voor mensen met een laag inkomen.
Gaat jeugdzorg ook op de schop?
Op dit moment valt de verantwoordelijk voor de gehele jeugdzorg onder provincies. Over ruim anderhalf jaar rust de regie over alle zorg voor minderjarigen, variërend van opvoedingondersteuning tot jeugdbescherming en reclassering, op de schouders van gemeenten.
Vanaf wanneer zijn deze decentralisaties van kracht?
De Participatiewet was dit voorjaar klaar om naar de Tweede Kamer te worden gestuurd. Door het dit voorjaar gesloten sociaal akkoord en zorgakkoord ging de oorspronkelijke opzet echter van tafel. Nog voor de zomer kunnen Kamerleden rekenen op een brief in hun postvak, waarin in hoofdlijnen de aanpassingen voor de Participatiewet zijn verwerkt. Naar verwachting ligt de wet dit najaar in de Kamer. De oorspronkelijke ingangsdatum van 1 januari 2014 schuift met een jaar op en valt daardoor samen met de andere twee decentralisaties.
Wat beoogt het kabinet met deze decentralisatie?
Het wil een beroep doet op de zelfredzaamheid van de burger. De overheid subsidieert alleen nog hulp die familieleden, vrienden en buren niet kunnen verlenen.
Zorg dicht bij de burger moet de bureaucratie terugdringen. Het mag niet meer voorkomen dat in gezinnen met meerdere problemen de diverse hulpverleners langs elkaar heen werken. Daarom moet één persoon de regie nemen en dergelijke gezinnen op basis van een integraal plan voor het gehele huishouden begeleiden. Het kabinet verwacht dat gemeenten maatwerk kunnen leveren omdat ze dicht bij de burger staan.
Hoe bereiden gemeenten zich voor op deze nieuwe taken?
In het regeerakkoord staat: „Decentralisaties zullen in principe gericht worden op 100.000±gemeenten.” Anders gezegd: gemeenten met minder dan 100.000 inwoners moeten fuseren. Half maart liet Plasterk in een interview in de Volkskrant dit criterium echter los. „In het land zijn initiatieven gaande voor gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners. Dan bellen ze mij op met de vraag: Is dat genoeg? Natuurlijk, zeg ik, als u denkt uw taken zo te kunnen uitvoeren, is dat genoeg. Als taken niet uitvoerbaar zijn, zullen samenwerkingsverbanden moeten worden gezocht.”
Inmiddels is het zoeken van samenwerkingsverbanden voor het uitvoeren van de decentralisaties achter de rug. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Rijk hadden gemeenten gevraagd voor 31 mei inzage te geven in de verbanden die ze met elkaar aangaan (zie kaartjes). De VNG heeft onlangs voor bestuurders een aantal regionale bijeenkomsten georganiseerd waarin werd uitgelegd hoe ze de samenwerking het beste gestalte kunnen geven.
De verwachting is dat samenwerking uiteindelijk leidt tot herindeling. Plasterk zoekt uit hoe hij provincies macht kan geven om fusies af te dwingen. Ook krijgen grote gemeenten meer geld. „Decentralisaties zullen gemeenten uiteindelijk in elkaars armen drijven”, zei hij 18 januari in het blad Binnenlands Bestuur.
Hoeveel geld krijgen gemeenten?
Gemeenten krijgen twee keer zo veel te besteden als nu. Het Rijk verwacht dat gemeenten door maatwerk te leveren flink kunnen bezuinigen. In elk geval wordt er op re-integratie en sociale werkvoorziening een kleine 700 miljoen euro bezuinigd. De budgetten voor gemeenten om werk te organiseren staan echter nog niet vast omdat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de gevolgen van het sociaal akkoord nog in de begroting moet verwerken. Hoe het totaalbudget tussen gemeenten wordt verdeeld, is evenmin duidelijk. Het exacte bedrag voor zorgtaken wordt in september bekend. Duidelijk is al wel dat ook hier flink minder geld voor beschikbaar is.
Op dit moment staat er 3 miljard euro op de begroting jeugdzorg. De decentralisatie gaat samen met een korting van 15 procent, te beginnen met 5 procent in 2015. Op aandringen van de VNG heeft het Rijk eind vorige maand het budget voor jeugdhulp per gemeente bekendgemaakt. Dat is slechts een schatting, hoeveel geld gemeenten exact gaan krijgen voor jeugdzorgtaken wordt in mei 2014 duidelijk.
Is de decentralisatie niet een verkapte bezuiniging?
In de eerste week van juni werd minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) deze vraag tijdens een congres van de VNG ook voor de voeten geworpen. Zijn reactie: „Zelfs als we in 2014 geen tekort maar een overschot van 3 procent zouden hebben, dan nog zou ik er voor zijn om werk, zorg en jeugdzorg te decentraliseren.”
Volgens de vicepremier is het een goede zaak dat gemeenten als eerste bestuurslaag verantwoordelijk worden voor ondersteuning en het aan werk helpen van burgers. „Ik weet uit eigen ervaring dat je in de gemeente dichter bij de burger staat en daardoor ook beter in staat bent het gewenste maatwerk te leveren”, aldus Asscher, tot vorig jaar wethouder in Amsterdam.
Zijn burgers in de ene gemeente straks beter af dan in de andere?
Volgens minister Plasterk is „decentralisatie geen deconcentratie.” Hij bedoelt daarmee dat gemeenten geen uitvoeringsloketten van de overheid worden, maar de vrijheid krijgen om eigen beleid uit te stippelen. De gemeenteraad wordt straks ook het eerste aanspreekpunt voor een ontevreden burger. „De politieke verantwoordelijkheid ligt bij de eerste bestuurslaag, de gemeente, en niet bij de Tweede Kamer.”
De minister erkent dat beleidsvrijheid willekeur met zich meebrengt, maar vindt dat acceptabel. „Ik zie de koppen in Elsevier al: daar, in die gemeente is het beter wonen dan in die gemeente. Nogmaals, dat is een gevolg van lokale democratie. Iedereen zal moeten accepteren dat er verschillen komen.”
De plaatselijke politiek wint dus aan belang?
Inderdaad. Minder financiële middelen betekent scherp op de uitgaven letten. Het is aan lokale partijen om hierover keuzes te maken.
Van raadsleden vergt het krijgen van nieuwe taken andere capaciteiten. Plasterk zei vorige maand in de Tweede Kamer dat partijen bij het samenstellen van hun kieslijsten hier rekening mee moeten houden. „Raadsleden zullen eraan moeten wennen dat zij bij de nieuwe taken niet meer over de uitvoering gaan, dat doen professionals straks samen met de mensen om wie het gaat. Dat vraagt een andere instelling van de gemeenteraad.”
Kuiper: Beroep op eigen verantwoordelijkheid terecht
Voorzichtig optimistisch, dat is ChristenUniesenator prof. dr. Roel Kuiper over de decentralisaties. Gemeenten krijgen meer gelegenheid om lokaal passend beleid te voeren, verwacht hij. „Op den duur kan dit veel maatschappelijke winst opleveren.” Tegelijkertijd verwacht Kuiper problemen omdat de taken in één keer bij gemeenten worden neergelegd.
Positief noemt Kuiper het beroep dat wordt gedaan op de kracht van de samenleving. Critici die verwachten dat eigen initiatieven als gevolg van individualisering moeilijk van de grond zullen komen, vergissen zich volgens hem in de positieve krachten in de maatschappij. Kuiper: „De gedachte dat je niet alleen voor jezelf leeft, zit diep in onze cultuur geworteld. En omzien naar elkaar gebeurt echt niet alleen in een dorp. Ik woon sinds twee jaar in Amsterdam. Het heeft me verrast hoe betrokken veel mensen zijn op de wijk en op elkaar. Ook kerken doen hier trouwens volop mee.”
Kuiper verwacht dat bestuurders door de combinatie van meer taken en minder geld menig keer met de handen in het haar zullen zitten. Het baart Kuiper eveneens zorgen dat alles in één keer op gemeenten wordt afgewenteld. „Ik verwacht dat lokale politici lang niet overal de verwachtingen waar kunnen maken. Vooral aan de Participatiewet krijgen bestuurders een harde dobber. Het is lastiger iedereen aan het werk te krijgen dan passende zorg te leveren.”
Toch vindt Kuiper het terecht dat burgers worden aangesproken op de eigen verantwoordelijkheid. „De zorg van de overheid van wieg tot graf was ook niet gezond. Burgers zullen zien dat ze veel zaken uitstekend zelf kunnen organiseren. Dat komt het zelfvertrouwen in de samenleving beslist ten goede.”