Nagelaten dagboek van Auschwitz-overlevende
’t Went nooit, het kennisnemen van de verschrikkingen van de Holocaust in de vernietigingskampen van Hitler. Joden die de dans zijn ontsprongen, zetten in de meeste gevallen pas veel later hun ervaringen op papier.
David Smalhout (1919-1989) deed het al tussen juli 1945 en april 1946. Het manuscript van toen, bestaande uit 57 volgetypte foliovellen, is nu alsnog uitgegeven.
Van de tien broers en zusters van Smalhouts vader zijn er acht met al hun kinderen omgebracht in Sobibor en Auschwitz. David, de enige zoon van een Amsterdamse diamantslijper, overleefde met zijn vrouw de kampen. Ze vormen een van de drie Nederlandse echtparen die de gruwelen hebben doorstaan en weer bij elkaar zijn gekomen.
Woede
Zo’n boek valt eigenlijk niet te bespreken. Tot in detail wordt het verhaal verteld van het oppakken van de Joden, tot de laatste ‘zuivering’ in Amsterdam toe, het bijeenbrengen van de slachtoffers in de Hollandsche Schouwburg, het transport naar Kamp Westerbork, de doorgang naar Theresienstadt en vervolgens naar Auschwitz-Birkenau, en van doorgaande treintransporten van de overlevenden naar andere locaties, met alle gruwelen en ontberingen vandien.
De feiten zijn bekend, maar de persoonlijke ervaringen van de schrijver maken ze weer wel nieuw. Het boek is qua woordkeus doortrokken van woede over de vernederingen die de Joden moesten ondergaan. En een betrokken lezer beleeft die woede mee. Hoe is het mogelijk dat zulk dierlijk, demonisch handelen kon plaatsvinden in een beschaafd West-Europees land, waar het christendom wortel diep had geschoten?
Er was onderscheid in behandeling, afhankelijk van het nummer van de zogeheten sperstempels (uitstel van deportatie) in de paspoorten; vanaf 10.000 voor Joden van vreemde nationaliteit, tot 120.000 voor hen die geld of diamanten stortten, met verschillende gradaties daartussen.
Barnevelders
Door tussenkomst van de hervormde synode was er voor transport naar Westerbork een ”sperrung” geregeld voor gedoopte Joden en voor zogenoemde Barnevelders: Joden die zich in de vooroorlogse jaren verdienstelijk hadden gemaakt op medisch, staatkundig of cultureel gebied. Deze werden naar Barneveld gebracht en kwamen vervolgens niet verder dan Theresienstadt.
Ook David Smalhout belandde in Theresienstadt. Voor hem was het echter geen eindstation. De gedoopten en de Barnevelders hoefden niet weg, maar hij moest met 5000 andere mannen tot de leeftijd van vijftig jaar naar Auschwitz, waarvan men slechts bij geruchte had gehoord. Smalhout wist: „Wie hier binnentreedt, laat alle hoop varen.”
Vlak voor aankomst stond een Tsjechische jongen op, die de reizigers verzocht het hoofd te bedekken. Smalhout noteert: „Hierna ging hij ons ter gelegenheid van het ingaan van de sabbat voor in gebed. Of men nu vroom en gelovig is of niet, bij deze joodse manifestatie, terwijl wij allen het ongewisse voor ogen hadden, konden velen zich niet goed houden en men kon menige sterke flinke jonge kerel horen snikken.” Bij binnenkomst zag men algauw een hoge schoorsteen waaruit een helrode vlam kwam. „We dachten dat dit een soort hoogovenbedrijf zou zijn…”
Ook Davids vrouw zou uiteindelijk in Auschwitz terechtkomen, ondanks de belofte dat vrouwen in Theresienstadt mochten blijven. Men leze verder zelf. Iedere dag werd beleefd als de laatste dag.
Goede Duitsers
Toen uiteindelijk de Amerikanen dichterbij kwamen, werden er transporten voor overlevenen geregeld naar Meuselwitz en verder. En uiteindelijk, toen zich de wanorde bij de organisatie aandiende, kwam de ontsnapping. David ontdekte dat er ook nog ”goede Duitsers” waren. Hij werd opgevangen in een huis met een moderne badkamer, waar hij het vuil van anderhalf jaar concentratiekamp kon afwassen. En toen de Amerikanen arriveerden werd er feest gevierd door antinazi’s, mensen die in de Hitlertijd het hart op de juiste plaats hadden maar niet in staat waren geweest „dit stevige hechte tirannieke stelsel omver te werpen.”
De auteur sluit af met een toepassing. Auschwitz bestaat niet meer, „de gaskamers hebben hun laatste prooi allang verslonden.” Maar in het oneindig verschiet ziet hij weer prikkeldraad: „Wat echter niet te zien is, is dat de mensen iets geleerd hebben.” De deportatie van de Joden was de verantwoordelijkheid van Ferdinand aus der Fünten. Van dat genre is de mensheid nog niet verlost.
De schrijver, die in Oudenbosch weer met zijn vrouw werd verenigd, overleed in 1989 op 70-jarige leeftijd, gekweld door „niet-aflatend verdriet” en „onbegrip over de oorlog.” En daarom: een boek dat men met hetzelfde onbegrip tot zich zal nemen.
Ontsnappingsactie
Eén ding is jammer. Vanuit de Hollandsche Schouwburg werden vele kinderen gered doordat ze werden ontvoerd naar de hervormde kweekschool aan de overkant van de straat. Als ziel van deze ontsnappingsacties wordt Walter Süsskind, beheerder van de Hollandsche Schouwburg, genoemd. Helaas ontbreekt hier de naam van de directeur van de kweekschool, dr. J. W. van Hulst (1911). Maar het is natuurlijk niet zeker dat de schrijver diens naam in 1945 kende.
Boekgegevens
”Daarheen en weer terug”, David Smalhout; uitg. Van Oorschot, Amsterdam, 2013; ISBN 978 90 2825 095 6; 173 blz.; € 14,90.