Nieuwe missie na overleven moordaanslag in Malawi
Als rijke blanke trouwt ze met een zwarte weduwnaar in Malawi. Zijn kinderen zien haar als een bedreiging en doen een poging haar om het leven te brengen. Annie Chikhwaza-Terpstra (69) herstelt van haar zware verwondingen. Nog steeds zet de geboren Friezin zich met passie in voor weeskinderen in Centraal-Afrika.
Chikhwaza, opgegroeid in een gereformeerd gezin in Burgwerd, is al ruim 47 jaar weg uit Nederland. Afgelopen week was de oprichter van een kinderdorp in Malawi even terug. In het huis van haar zus en zwager in Leiden vertelt ze –half in het Nederlands, half in het Engels– over haar bewogen leven.
Op haar 21e vertrekt Annie naar Engeland om een Bijbelschool te volgen. In dat land leert ze haar eerste man kennen, met wie ze in 1966 naar Zuid-Afrika emigreert. Hij is daar directeur van een onderdeel van General Motors. Zij ontwikkelt zich in Johannesburg tot een succesvol zakenvrouw en is daarnaast in de kerk actief. Het echtpaar krijgt vier kinderen, maar het huwelijk loopt spaak. In 1983 volgt een echtscheiding.
Puinhoop
Via een Bijbelschool in Zuid-Afrika leert ze Lewis Chikhwaza kennen, een voormalige parlementariër en zakenman in Malawi die predikant is geworden. Hij nodigt haar uit om te spreken op een conferentie van zijn kerk, de Bible Faith Ministry. Als de weduwnaar, vader van tien volwassen kinderen, haar ten huwelijk vraagt, wijst ze het verzoek af. Lachend: „Hij was een vriendelijke man, maar zó arm. Hij woonde in een huis met tien slaapkamers waarvan slechts één kamer glas in de kozijnen had. De rest was een puinhoop.”
Uiteindelijk ziet ze er Gods leiding in dat Lewis haar pad kruist. In 1993 trouwt ze met de zeventien jaar oudere predikant. De overgang van Zuid-Afrika naar Malawi is groot. „Ik was directeur van een holding met dertien ondernemingen, woonde in een goede buurt, had zelf een huis laten bouwen. Er stonden drie auto’s voor de deur. Ik liet alles achter en kwam terecht in een arm land, een van de minst ontwikkelde delen van Afrika.”
Chikhwaza start een naaiatelier en begint een project dat predikantsvrouwen helpt om in hun omgeving ontwikkelingswerk te doen. Zelf leeft ze met Lewis in een huis dat wel over elektriciteit beschikt, maar niet over water. Dat haalt ze uit een bron in de tuin. De keuken bevindt zich buitenshuis. „Op zes stenen stookte ik vuur om te koken. Bijna alles wat ik in de tuin zette, werd gestolen. Ik kon geen groente verbouwen, want het was weg voor ik er erg in had. Maar ik was, dankzij Lewis, gelukkig.”
Met haar man ervaart ze nooit culturele problemen. In het contact met zijn kinderen loopt ze daar wel tegenaan. „Op de verjaardag van Lewis verwachtte ik dat ze allemaal in de kamer zouden zitten. Maar dan zou een schoondochter bijvoorbeeld veel te dicht bij haar schoonvader zitten. Dat mocht in die tijd niet. Sommigen zaten in de keuken. Dat begreep ik niet.”
Doodsbedreigingen
De kinderen zijn bang dat ze het stuk land van hun vader –25 hectare– na diens overlijden niet zullen erven, maar dat het in handen van Annie zal komen. Ze wantrouwen de blanke vrouw, wat tot grote spanningen leidt. „Mijn man zei: Als jullie haar willen vermoorden om een stuk grond, zal ik het verkopen. Dat heeft hij uiteindelijk ook gedaan.”
Als in 1996 een van Lewis’ zonen sterft, verspreiden twee van diens broers het gerucht dat hun stiefmoeder hem heeft vergiftigd. Bij de minister en het Nederlandse consulaat meldt Chikhwaza dat ze doodsbedreigingen krijgt. „Ik kreeg geen bescherming. De politie zei tegen mijn man: Als je met een van onze vrouwen was getrouwd, had je dit probleem niet gehad.”
Op een dag in september 1996 –Annie is alleen thuis– stormen zo’n vijftig dorpelingen, opgehitst door Lewis’ dochter Dorothy, op het huis af. „Ze riepen: We maken je dood, we maken je dood. Ik ging onder het bed liggen en bad: „Heere, als U wilt dat ik blijf leven, zal ik blijven leven. Als U wilt dat ik zal sterven, zal ik sterven. Ik vertrouw me aan U toe.””
De oproerkraaiers vinden de vrouw en takelen haar enorm toe. „Ik werd geschopt, geslagen, met stenen bekogeld en gestoken. Ze lieten me voor dood liggen.” Als er een politieagent langsfietst, gaat de menigte ervandoor. Chikhwaza overleeft de aanval en gaat anderhalf jaar naar Zuid-Afrika om te herstellen van haar zware verwondingen.
Vergeving
In die tijd denkt ze na over vergeving. „Ik vroeg me af wat Gods gedachten daarover zijn. Ik las alles wat er in de Bijbel staat over vergeving en begon dat toe te passen. Toen ik terugkwam in Malawi had ik de mensen die hadden geprobeerd mij te doden vergeven. Ik had geen negatieve gevoelens meer.”
Samen met haar man bezoekt ze al zijn kinderen. „We gingen een voor een naar hen toe. De laatste was zijn dochter die de anderen tegen mij had opgehitst. Ik zie ons nog de heuvel oplopen naar haar huis. Ik had wat typisch Malawische cadeautjes voor haar meegenomen, zoals thee en suiker, en omhelsde haar bij aankomst.”
Het moment dat ze bij Dorothy in huis is, blijft Chikhwaza bij. „Wij zaten op een stoel, zij zat op de grond. Toen ik naar haar keek, voelde ik: Dorothy, ik houd van jou. Daar was ik zelf verwonderd over. Later zei ik tegen Lewis: Daddy, ik kan het niet geloven, maar ik heb haar vergeven. Dat komt niet uit mezelf voort. God, mijn hemelse Vader, geeft mij dat.”
Na die tijd heeft Chikhwaza met geen van Lewis’ kinderen meer problemen. „Of ze ooit spijt hebben betuigd? Nee, daar heb ik wel op gehoopt, maar dat is niet gebeurd. Misschien is dat te moeilijk voor hen. Mijn man is zes jaar geleden overleden. Vorig jaar was een van zijn zonen 25 jaar getrouwd en vierde hij zijn vijftigste verjaardag. Ik werd uitgenodigd voor het feest. Daar was ik heel blij mee. Ik heb die uitnodiging als zijn ”sorry” ervaren.”
Nieuwe roeping
Nadat ze al Lewis’ kinderen in 1998 heeft bezocht, wil Chikhwaza vooruitkijken. „Ik bad: Lord, what is next? Heere, wat nu?” Ik kwam in aanraking met weeskinderen en zag daar een nieuwe roeping in.” Ze start een weeshuis en bouwt uiteindelijk een heel kinderdorp op de grond die Lewis eerder had verkocht, maar die weer in handen van de bank is gekomen en ze in 2004 kan terugkopen (zie het kader bovenin). „God leidt je soms door calamiteiten heen om iets nieuws tot stand te brengen.”
Hoewel ze 69 is, denkt ze nog niet na over haar pensioen. Ze lacht: „Ik kan niet stoppen. Ik zou liever vandaag nog een nieuw weeshuis beginnen dan thuis gaan zitten. Mijn zoon in Johannesburg heeft gezegd: Je kunt bij ons komen, we hebben plaats voor je. Ik heb hem geantwoord: Dat is prachtig, maar wacht nog tien jaar. Misschien kom ik als ik tachtig ben.”
”Moeder van Malawi” wil weeskinderen goede toekomst geven
Een nieuwe toekomst bieden aan weeskinderen in Malawi. Daarvoor zet Annie Chikhwaza-Terpstra zich sinds 1998 in. Ze begon met de opvang van baby’s in een oud huis dat ze liet renoveren. Inmiddels runt ze in de buurt van de stad Blantyre een compleet kinderdorp waar bijna 200 wezen, vaak kinderen van moeders die aan aids gestorven zijn, verblijven. De oudsten zijn nu vijftien jaar.
Kinderdorp Kondanani (Heb elkaar lief) heeft een crèche, basisschool en middelbare school. Deze werken volgens een Amerikaans onderwijssysteem dat is gebaseerd op christelijke principes. „Zonder het christelijk geloof hebben kinderen geen fundament”, zegt Chikhwaza. „Het is mijn verlangen dat ze op hun achttiende zeggen: We hebben een gelukkige jeugd gehad, een goede opleiding gekregen en we hebben Jezus Christus leren kennen als onze Heere en Zaligmaker, en dat willen we met de mensen om ons heen delen.”
Chikhwaza is ervan overtuigd dat een prettige leefomgeving bijdraagt aan een positieve ontwikkeling van kinderen. „Daarom hebben we goede, schone huizen en een mooie tuin. De kinderen slapen met z’n tweeën op een kamer en dragen nette kleren, zonder scheuren.”
Voor Chikhwaza zijn alle kinderen bijzonder. „Elk kind heeft z’n eigen talenten. Die kunnen ze hier ontwikkelen. We hebben allerlei clubs waaraan ze kunnen deelnemen. Denk aan hardlopen, darten, paardrijden of zwemmen. Ook hebben we een koor, de Superkids, dat onlangs een cd heeft opgenomen die nu in Engeland wordt verkocht.”
In Groot-Brittannië verscheen dit voorjaar ook het boek ”Mother of Malawi” (Moeder van Malawi), over het leven en werk van Chikhwaza. Ze benadrukt dat die titel niet in Afrika is bedacht. „Ik mag in Malawi niet over „mijn kinderen” spreken. Daar geldt dat weeskinderen van de staat zijn of van de familieleden die ze nog hebben, al zien die in 95 procent van de gevallen nooit meer naar hen om.”
Bij het kinderdorp zijn een kaasmakerij en een boerderij met koeien en varkens gevestigd. De producten die daar worden gemaakt, zijn niet alleen bestemd voor gebruik in het weeshuis, maar dienen ook voor de verkoop. De opbrengst komt ten goede aan het project, dat ook giften vanuit Engeland en Nederland krijgt. Een beperkt aantal kinderen kreeg door adoptie een plek in een buitenlands gezin. Zo kwamen dertien weeskinderen in Nederlands terecht.
Als het aan Chikhwaza ligt, blijft het Afrikaanse kinderdorp Kondanani in ontwikkeling. Zo gaat er zaterdag een nieuwe kliniek open die een rehabilitatieprogramma biedt voor kinderen die lichamelijk en verstandelijk gehandicapt zijn. Hoeveel jongens en meisjes er zullen komen, weet Chikhwaza niet. „Dat zien we vanzelf. Maar we zijn er klaar voor.”