Ouders en kinderen
Ook al is er sprake van een sterke individualisering en kiezen mensen meer dan vroeger hun eigen levensloop, toch heeft het ouderlijk milieu nog steeds een aanzienlijke invloed op de verwachtingen die adolescenten hebben ten aanzien van opleiding, beroep, relaties en gezinsvorming. Sociologie (jaargang 8 nr. 4) presenteert een onderzoek hierover.
Duidelijk is dat leerlingen uit gezinnen met een hogere status het op school veelal beter doen dan leerlingen uit gezinnen met een lage status. Ook bij levenslooptransities is het ouderlijk milieu van belang. De onderzoekers onderscheiden ten aanzien van het ouderlijk milieu een economische en een culturele dimensie. De ene betreft de financiële positie van het gezin, de andere het opleidingsniveau van de beide ouders. Zowel de financiële als de culturele hulpbronnen die beschikbaar zijn, structureren de toekomstverwachtingen van adolescenten.
Uit het onderzoek blijkt dat adolescenten verwachten een hoger opleidingsniveau en een beroep met een hogere status te bereiken en hun gezinsvorming langer uit te stellen, naarmate hun ouders een hoger inkomen en een hogere opleiding hebben. Beschikken ouders over veel culturele hulpbronnen, dan verwachten adolescenten vaker een beroep met een hogere culturele status te bereiken. Verder blijkt dat de verwachtingen van zowel ouders als adolescenten sterk beïnvloed worden door het reeds bereikte schoolniveau.
De invloed van de ouderlijke hulpbronnen op het belang dat adolescenten aan traditionele gezinsvorming hechten blijkt gering te zijn. Wellicht speelt de mate van godsdienstigheid in het ouderlijk gezin hier een grotere rol. Verder geldt dat ouders verwachten dat bepaalde levenslooptransities (trouwen en kinderen krijgen) zich bij hun kinderen later zullen voordoen dan de adolescenten dat zelf verwachten.
Overigens hebben de onderzoekers geen aandacht besteed aan het realiteitsgehalte van de verwachtingen van adolescenten. Daarvoor zou een longitudinaal onderzoek nodig zijn.
In Acta Politica (volume 48, nr. 2) wordt verslag gedaan van een experiment waarbij men naging wat de invloed is van het gebruik van een populistische stijl en retoriek op de beeldvorming van politici. Een populistische stijl kenmerkt zich door dramatisering, rechttoe, rechtaan communicatie en het hanteren van een vijandbeeld. De nadruk ligt op de sterke leider. In de populistische retoriek staan de slechtheid van de politieke elite en de waardering voor de gewone man centraal.
Populistische leiders hebben er echter belang bij om zich niet antidemocratisch op te stellen. Dat zou bij de meeste van hun potentiële kiezers niet in goede aarde vallen. Zij moeten hun legitimiteit zien te behouden.
In het experiment kregen respondenten gefingeerde teksten onder ogen die afkomstig zouden zijn van PVV-leider Wilders en de toenmalige VVD-fractievoorzitter Blok. Beiden gebruikten in hun pleidooi voor een nieuwe kerncentrale een populistische stijl en retoriek.
Bij Blok had deze populistische stijl bij hoger opgeleiden een negatief effect op zijn legitimiteit als politicus. Voor Wilders had deze stijl onder lager opgeleiden juist een positief effect. Dat laatste geldt ook bij mensen die in hoge mate cynisch zijn over de politiek.
Het gebruik van populistische retoriek blijkt volgens het onderzoek geen effect te hebben op het imago van Wilders. Wilders heeft wat dat betreft kennelijk een bepaald plafond bereikt.
Wapenveld (jaargang 63 nr. 2) analyseert de invloed van de sociologie op het beleid van de Nederlandse Hervormde Kerk in de naoorlogse jaren. In 1947 kwam het Sociologisch Instituut tot stand. Kruijt, de eerste directeur van deze hervormde instelling, beklemtoonde bij de opening dat de kerk, in de gespleten en sterk dynamische maatschappij van die tijd, een veel sterker sociologisch inzicht nodig had dan voorheen.
Onder afwijzing van de verzuiling zag de Hervormde Kerk de hele maatschappij als haar werkterrein. Het hele volk was geroepen tot de dienst van God. Herkerstening was het ideaal. De kerk moest zich daarbij volgens Banning (de opvolger van Kruijt) laten voorlichten door de sociologie.
De zedenverwildering als gevolg van de oorlogsjaren en de industrialisatie, die een verzakelijking van de verhoudingen teweeg zou brengen, werden daarbij als concrete maatschappelijke problemen gezien. Een vernieuwde theologie, die gebruikmaakte van sociologische analyses, zou hier uitkomst kunnen bieden. De samenleving had het christendom nodig.
Moderne sociologen, gegroepeerd rond het tijdschrift Sociologische Gids, waren echter niet overtuigd van het belang van religie als kracht in een maatschappij in crisis. Bovendien bleef de ontkerkelijking doorgaan. Zeker in de jaren zestig werd de benadering van Kruijt en Banning bij het wetenschappelijk grof vuil gezet.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren? focus@refdag.nl