Yemini: Propaganda tegen Israël industrie van leugens
Hij schrijft wekelijks wel een kritisch verhaal over de Israëlische regering. Maar over de propaganda van ‘de andere kant’ is hij even duidelijk. Ben-Dror Yemini: „Dit is een industrie van leugens.”
Met strakke gezichten en dito kostuums posteert een handjevol bewakers zich in het Memphishotel in Amsterdam-Oud-Zuid. Af en toe praten ze gedempt in hun mouw. De ambassadeur van Israël is op komst. En dus is waakzaamheid geboden.
Ambassadeur Haim Divon introduceert Ben-Dror Yemini. Advocaat, onderzoeker, publicist. Maar vooral iemand die de eindeloze stroom aan valse publicaties over de staat Israël en het Joodse volk aan de kaak stelt.
„Ik ben al jarenlang een vredesactivist”, maakt Yemini maar meteen duidelijk. „Ik heb Yasser Arafat ontmoet nog voordat de Osloakkoorden van 1993 werden gesloten. Ik heb het vredesproces altijd gesteund en doe dat nog steeds.”
Maar er is iets veranderd, zegt de gedreven Israëliër. „Vijf jaar geleden werd er in Durban een internationale conferentie tegen racisme gehouden. Die ontaardde in een festival van haat tegen Israël. Ik vroeg mijn collega’s: Gaat dit nog over vrede? Mensen spreken wel veel, maar weten maar erg weinig. Ze missen de kennis van basale feiten.”
En dus stortte Ben-Dror Yemini zich in een strijd om de propaganda tegen zijn land aan de kaak te stellen. Hij stuitte op een „industrie van leugens.” Te beginnen bij de Israëlische media zelf. Hij haalt een voorbeeld aan uit dagblad Ha’aretz. „In 2007 wist Ha’aretz nog te melden dat er in de Palestijnse gebieden geen zwembaden zijn. Een jaar later kopte de krant dat elke Palestijnse plaats wel een zwembad heeft. Het is een triviaal voorbeeld, maar het geeft wel aan dat de waarheid wordt verdraaid.”
Ernstiger vindt hij de uitspraak van prof. Joseph Massad, hoogleraar aan Columbia University. „In november 2011 beweerde hij dat Tel Aviv de enige westerse stad is die geen Arabische of islamitische inwoners heeft. Loop maar eens over straat in Tel Aviv, dan weet je wel beter. Ik heb een mail gestuurd, maar die heeft hij nooit beantwoord.”
Kritiek op het optreden van Israël gaat Yemini niet uit de weg. Zoals het verdrijven van Arabische inwoners tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948. „Ja, we hebben mensen gedwongen te vertrekken. Hoewel de meesten zelf zijn gevlucht. En ja, er is een bloedbad aangericht in Deir Yassin (een Arabisch dorp waar in 1948 tientallen burgers door Joodse strijders werden omgebracht). Ik ben daar niet trots op. Maar op elke Israëlische school wordt hierover aan de kinderen verteld.”
In tegenstelling tot wat de buitenwacht verkondigt, doceert Yemini. „De Amerikaanse hoogleraar John Mearsheimer noemde de gebeurtenissen in 1948 „een van de grootste misdaden uit de moderne geschiedenis.” Ik heb hem gevraagd: Vergeleken met wat? Erger dan Darfur, Rwanda, Algerije? Sommige wetenschappers worden niet graag met feiten geconfronteerd.”
„Wereldwijd zijn er in de vorige eeuw 52 miljoen mensen uit hun land verdreven: Pakistan, India, Cyprus. Dat was in die tijd vaak de norm. Diezelfde professor Mearsheimer schreef in 1993 in The New York Times dat het de voorkeur verdient om zo veel mogelijk etnisch homogene staten te creëren.”
De slag om de cijfers neemt in de propagandaoorlog een aparte plaats in. Yemini: „Er zijn volgens de statistieken 711.000 Palestijnen naar Arabische landen gevlucht. Gemakshalve wordt vergeten dat 850.000 Joden van huis en haard werden verdreven. In de jaren vijftig leefden veel van hen in vluchtelingenkampen.”
De Israëlische onderzoeker zet zijn betoog kracht bij met uitspraken van Arabische leiders. Zoals de toenmalige Syrische premier Khaled al-Azm over het Palestijnse vluchtelingenvraagstuk. „We hebben ze aangemoedigd om te vertrekken.” Of de huidige Palestijnse leider Mahmud Abbas: „De Arabische legers hebben ze gedwongen te emigreren en hun vaderland te verlaten.”
De „industrie van leugens” vormt volgens Yemini het belangrijkste obstakel voor vrede. Zelf zou de Israëliër desnoods met Hamas, al-Qaida of de taliban gaan praten om vrede te bereiken. „Zolang de ander mijn bestaan maar accepteert.”
Hoe verklaart u de buitenproportionele media-aandacht voor het Israëlisch-Palestijns conflict?
„Dat is moeilijk te zeggen. Er zijn veel antwoorden mogelijk. Israël is een democratie, met alle openheid van dien. Daar betalen we een prijs voor. De media hebben hier vrije toegang tot informatie. Dat is elders in de wereld wel anders. Hoe veel journalisten lopen er in Darfur rond?
Het stoort mij echter dat Israël meer en vaker wordt bekritiseerd en veroordeeld dan andere landen”, vervolgt de Israëlische publicist. „Na een lezing in de Verenigde Staten zei iemand tegen me: We leggen voor Israël een hogere maatstaf aan. Waarom wordt er met twee maten gemeten? Het wordt tijd dat Israël volgens dezelfde criteria wordt bekeken als Sudan en de Verenigde Staten.”