Breepleinkerk Rotterdam toont schuilplaats onderduikers alsof ze net vertrokken
ROTTERDAM. Eerst een brede trap op, daarna het laatste gedeelte via een smalle ladder naar een luik dat toegang geeft tot de orgelzolder van de Breepleinkerk. Hier bivakkeerden in de oorlog Joodse gezinnen. Een aantal gebruiksvoorwerpen, die bijna zeventig jaar onopgemerkt achterbleven, toont iets van het leven van de onderduikers. Alsof ze gisteren de vroegere gereformeerde kerk in Rotterdam-Zuid verlieten.
De ruimte waar in de Tweede Wereldoorlog onderduikersgezinnen verbleven is donker, ongeveer 2,5 meter breed en 6 meter lang. Als het aan Henk den Haan van de Rotterdamse Breepleinkerkgemeente ligt, wordt deze plaats voor een breed publiek toegankelijk. Hij heeft hoop: er is steeds meer belangstelling voor dit monument, waar in de oorlog met succes Joden werden verborgen.
Niet alleen leidt gemeentelid Den Haan steeds vaker schoolklassen rond op de zolder van de kerk. Ook liet de Rotterdamse burgemeester, Aboutaleb, zich positief over uit over de openstelling van ”het Rotterdamse Achterhuis”, zoals de onderduikplek, verwijzend naar de schuilplaats van Anne Frank in Amsterdam, wordt genoemd. De vondst enkele weken geleden van allerlei gebruiksvoorwerpen van de onderduikers leidde tot nieuwe publiciteit en verwachting.
Het was Aboutaleb zelf die de Breepleinkerk in 2012, in een toespraak tijdens de dodenherdenking in dat jaar, betitelde als ”het Rotterdamse Achterhuis”. De burgemeester liet het niet bij woorden alleen, maar onthulde in november een plaquette naast de voordeur van de kerk met de tekst: „In deze kerk werden van 1942 tot 1945 aan weerszijden van het orgel drie Joodse gezinnen verborgen. Zij hebben de oorlog overleefd dankzij de moed van mensen binnen en buiten de kerk.”
Verder wil Aboutaleb straten laten vernoemen naar „dappere mensen binnen en buiten de kerk”: koster Jacobus de Mars, die de Joden verborg, gereformeerd predikant en later hoogleraar in Kampen G. Brillenburg Wurth, en oogarts dr. Leo Lashley, die hielp bij een bevalling in een van de onderduikersgezinnen.
Den Haan leidt al jaren schoolklassen rond op de orgelzolder. Dit jaar is de belangstelling hiervoor groter dan andere jaren. De bevlogen vrijwilliger toont de spullen die in april werden aangetroffen op een deel van de zolder dat bijna zeventig jaar afgesloten was: twee stropdassen, een leeg zalmblikje met Engelse tekst, een deksel van een pan, een gedeelte van een matsedoos, een wikkel van een Peijnenburgontbijtkoek, een stuk papier met daarop de naam van een kapsalon in Den Haag en twee krantenknipsels. Die laatste vindt hij het meest interessant. Het gaat namelijk om een Duits legerbericht dat de geallieerden geland zijn „in den teen van Italië.” „Dat was medio 1943, in de tijd dat de onderduikers er net zaten.”
De onderduikers hoefden niet de hele week in hun benauwde schuilplaats te blijven. Als het veilig was, gingen ze naar de woning van koster Jacobus de Mars of waren ze in de kerk. Tijdens de kerkdiensten op zondag konden ze tussen een paar gaatjes in het psalmbord, dat naast het orgel hing, de kerk in kijken, waar diensten in oorlogstijd op zondag gewoonlijk 1200 kerkgangers telden. Den Haan: „Ik weet nog dat mijn zusje Willemina Margriet gedoopt is. Het kan niet anders of de onderduikers moeten dat gezien hebben.”
Een van de moeilijkste momenten in de onderduikperiode was toen er een baby geboren werd. De huisarts vond het te gevaarlijk om te helpen bij de bevalling. Dr. Leo Lashley, een Surinaamse oogarts, heeft zich toen de nodige kennis over assistentie bij bevallingen eigen gemaakt en geholpen bij de geboorte, waarna hij samen met de ouders gebeden heeft. De baby kwam in huis bij het kostersechtpaar.
Het meest spannende moment was een Duitse overval op de kerk op 14 april 1945, vlak voor de Bevrijding. De Duitsers waren op zoek naar wapens in de kerk, die daar kort tevoren weggehaald waren. De onderduikers haastten zich naar hun schuilplaats. Een van hen wist maar net op tijd de ladder op te halen die naar de zolder leidde. Even daarna werden de ruimtes bij het orgel doorzocht. De onderduikers bevonden zich op slechts enkele centimeters van de overvallers.
Een van de Joden kon zo snel niet in de schuilplaats komen en verstopte zich onder het bed van de koster. Hij werd niet gevonden. Den Haan, die de Breepleinkerk een oorlogsmonument noemt, heeft een droom dat het gebouw een groot publiek zal gaan trekken. Hij wil samen met anderen een stichting oprichten. Het wachten is op toestemming van de kerkenraad, die hierover binnenkort vergadert. Als de kerkenraad zijn toestemming geeft, wil Den Haan een plan ontwikkelen om grote groepen te kunnen ontvangen. „Burgemeester Aboutaleb heeft zijn medewerking toegezegd. Helaas heeft de gemeente geen geld. Maar er zullen zeker Rotterdammers gevonden worden die hieraan willen bijdragen. Het gaat om een authentiek gebouw met een unieke historie die niet vergeten mag worden.”