Ingrijpen in Syrische conflict heeft averechtse werking
De internationale gemeenschap is niet in staat het bloedvergieten in Syrië te stoppen. Ingrijpen verergert de situatie alleen maar, betoogt dr. Hans Feddema.
De Amerikaanse president Barack Obama worstelt met de vraag wat te doen wat betreft de oorlog in Syrië. Hij is zich ervan bewust dat zijn natie na Irak en Afghanistan nogal oorlogsmoe is.
Inmiddels komen er ook van Nederlandse bodem voorstellen om toch maar militair iets te gaan doen in het geplaagde Syrië. In Trouw van 26 april stelt Jan Jaap Oosterzee namens IKV Pax Christi dat de tijd voor militair ingrijpen is aangebroken. Hij suggereert om met bommen Syrische vliegvelden onklaar te maken.
In de Volkskrant van 8 mei roept Amerikadeskundige Willem Post de Amerikaanse president Obama op „zo snel mogelijk over te gaan tot echte wapensteun waardoor de val van Bashar al-Assad wordt bespoedigd.” Voor die wapensteun denkt hij aan de oppositiebeweging Het Vrije Syrische Leger en „hun leider generaal Salim Idriss.” Maar in een oorlog moet je, met alle respect, je nooit afhankelijk maken van een persoon, ook niet van een generaal. De volgende dag kan deze immers zijn omgekomen, waardoor een deal in de lucht komt te hangen.
Je lot verbinden aan een factie zoals het Vrije Syrische Leger (FSA) is eveneens riskant. Het wordt steeds duidelijk dat het bij de FSA gaat om een groep mensen met geweren. Het enige wat hen verbindt is dat ze weten op wie ze hun kogels moeten afvuren.
Daar komt bij dat de FSA zij aan zij opereert met zowel aan al-Qaida verwante jihadisten als criminele bendes. Je met hen verbinden, hetzij via openlijke wapenleveranties, hetzij via het bombarderen van vliegvelden, is daarom niet verstandig.
Feitelijk is er sprake van een groot en diep sektarisch conflict met mogelijk grote gevolgen voor de regio. De soennitische Saudi’s, die het sjiitische Iran haten, zullen alles doen om via (wapen-)steun aan de Syrische rebellen Iran te verzwakken. De Syrische burgeroorlog, die begon als vrijheidsstrijd, is nu helaas al vrij lang een bloedige en gewelddadige religieoorlog. Het brengen van extra wapens naar het slachtveld is olie op het vuur.
Zowel Post als het IKV beroept zich op het ”responsibility to protect”-principe’ van de Verenigde Naties. Zij vergeten echter dat dit principe niet toelaat partij te kiezen. Gebeurt dit wel, dan wordt er feitelijk meegestreden in een oorlog. Dat is polemologisch een doodzonde. Ook omdat het geweld zijn eigen dynamiek heeft en het de strijd juist doet verhevigen. Een vredesorganisatie en ook Willem Post behoren dat te weten. Het leveren van wapens betekent dat je partij wordt in het conflict.
Daar komt bij dat geopolitieke of economische machtsoverwegingen een doorslaggevende rol spelen bij een keus van grote mogendheden voor militaire interventie. Het humanitaire aspect is vaak een schaamlap.
Zeker voor vredesactivisten is het zaak hier niet op in te spelen en te beseffen dat militaire interventies meestal averechts werken. De militaire bemoeienis van met name Groot-Brittannië en Frankrijk met de opstand in Libië bleek een ondoordachte ‘humanitaire’ actie die in de praktijk partij kiezen betekende. Logisch dat China en Rusland dit niet een tweede keer willen.
Velen steunden in 2003 het volkenrechterlijk onrechtmatige en qua rechtvaardiging op leugens gestoelde geweld van de Bush- en Blairinvasie in Irak. Nu zijn vriend en vijand erover eens dat die bezetting op een drama uitliep. Het middel bleek erger dan de kwaal.
We voelen allen onbehagen en onmacht over het vreselijke geweld in Syrië, maar laat dat geen reden zijn voor onberaden en onverantwoorde stappen. Streven naar de overwinning van een van de partijen is geen optie. We kunnen niet anders doen dan naast humanitaire hulp al onze hoop te vestigen op een voornemen van de VS en Rusland om een conferentie te organiseren waarop geprobeerd wordt de conflictpartijen tot elkaar te brengen.
De auteur is antropoloog, publicist en vredesactivist.