Israël 65 jaar en vitaal
Deze maand viert Israël zijn 65e verjaardag. Daar is al veel over geschreven, ook in deze krant. Desalniettemin vind ik dat ik niet kan achterblijven, dat ben ik aan mijn Joodse en Israëlische vrienden verplicht. Ik verdeel mijn bijdrage in tweeën. Eén deel gaat over Israël vanuit politiek oogpunt. Het andere over Israël vanuit geloofsoptiek. Maar ten diepste zijn deze twee aspecten nauw met elkaar verbonden.
De staat Israël
Israël is de enige democratie in het Midden-Oosten. Sinds zijn grondvesting in 1948 wordt Israël omringd door vijanden die uit zijn op de vernietiging van de Joodse staat. Na de oprichting van de staat Israël is er veel veranderd met betrekking tot zijn positie in de wereld. Tijdens de Koude Oorlog was Israël eigenlijk de enige betrouwbare bondgenoot voor het Westen, terwijl vele Arabische staten door de Sovjet-Unie werden gesteund. Toen Israël vredesverdragen aanging met de buurlanden Egypte en Jordanië ging het dreigingsniveau voor de Joodse staat aanmerkelijk omlaag. Natuurlijk, er waren nog steeds landen als Syrië en Iran waar een dreiging van uitging, maar dat alles was beheersbaar en overzichtelijk.
Daarnaast was Israël goed bevriend met Turkije, een islamitisch land met een seculiere signatuur en een militaire top die graag zakendeed met de Israëliërs. Verder was Europa Israël goed gezind, mede vanuit schuldbesef over de Holocaust.
Dit positieve plaatje is vooral het afgelopen decennium geheel veranderd ten nadele van Israël. Als gevolg van de zogenaamde Arabische lente –ik noem het liever een kille winter– zijn voor Israël voorspelbare politiek-militaire verhoudingen met Arabische vrienden en vijanden verleden tijd. In Egypte is de moslimbroederschap aan de macht. In Jordanië rommelt het en in Syrië woedt een burgeroorlog.
Turkije is onder een islamitisch bewind veranderd van een bondgenoot in een opponent. Tegen Hamas (Gaza) en Hezbollah (Libanon) heeft Israël oorlogen gevoerd, maar de dreiging van die terreurorganisaties blijft onverminderd groot. En Iran zegt Israël nucleair van de kaart te willen vegen.
Verder heeft de Palestijnse Autoriteit de felbegeerde status van waarnemer binnen de Verenigde Naties verkregen. Die status maakt het mogelijk om binnen en buiten de VN Israël op alle mogelijke politieke fronten –mensenrechten, handel, veiligheid– te bestrijden. Bijvoorbeeld vanwege het Israëlische grenshek. Dat hek is volkenrechtelijk verguisd, maar blijkt uitermate effectief om Palestijnse aanslagen te voorkomen.
En dan de Europese vrienden. Ook die laten Israël steeds meer in de steek en kiezen vaak partij voor de Palestijnen. De boodschap is duidelijk, vanuit politiek perspectief bezien komt Israël steeds verder alleen te staan. Maar die sombere vaststelling is niet het einde van het verhaal.
Gods natie
Allereerst het begrip ”staat”, dat in de Israëlische context opmerkelijk is. De media duiden landen doorgaans aan met hun staatsvorm: de Republiek Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Bondsrepubliek Duitsland. Maar Israël noemt zichzelf ”de staat Israël”. Waarom? Omdat naar wereldse maatstaven Israël weliswaar een republiek is, maar vanuit Bijbels perspectief een koninkrijk. Namelijk het Koninkrijk Gods, waarover de Messias zal heersen.
Ik heb altijd al het gevoel gehad dat Israël zichzelf daarom aanduidt als ” de staat”, omdat het ten diepste weet van zichzelf dat het een koninkrijk in afwachting is. Ik word niet gehinderd door enige theologische vorming, maar ben hier stellig van overtuigd.
Dat geldt ook voor het volgende. Joden en christenen zijn beiden in afwachting van de komst van de Messias; van dezelfde Messias. Als we dat als uitgangspunt nemen, is de huidige toestand van Israël en zijn toekomst helemaal niet zo somber, integendeel. Na de vernietiging van een groot deel van het Joodse volk verrees in 1948 de staat Israël. Daarmee gingen en gaan vele profetieën uit de Bijbel in vervulling. Uit alle streken van de wereld zijn Joden teruggekeerd naar het land, zoals voorzegd door de profeten Jesaja en Jeremia.
Dat moet ons, christenen, ten voorbeeld zijn. Want de oudere broer, zoals een collega-columnist onlangs in deze krant schreef, heeft niet afgedaan. Wij zijn niet in de plaats van Gods volk gekomen, wij zijn eraan toegevoegd als jongere broer, aldus de brief van Paulus aan de Romeinen. Vanuit dit hoopvolle perspectief hoeven we ons niet te verliezen in jammerklachten over Israël, maar moeten we vertrouwen hebben in een zegenrijke toekomst voor Israël en het Joodse volk.
In 1973, tijdens de Jom Kipoeroorlog, volgde ik als 12-jarige scholier dagelijks de strijdverrichtingen van Israël. Ik beschouwde mezelf toen al als een vriend van Israël. Die vriendschap is sindsdien alleen maar sterker geworden. Ook toen ik in 1980 als Unifilsoldaat patrouilles liep in Zuid-Libanon en mijn kameraden zich veelal tegen Israël keerden.
Ik sprak eens met een opperrabbijn over mijn diepe gevoelens voor Israël en het Joodse volk. Zijn reactie: „Die stoornis moet u vooral zo laten, het is goed zo!”
De auteur is publicist internationale veiligheid. Reageren? goedbekeken@refdag.nl