Om de verstaanbaarheid van Gods Woord
Titel:
”Vertaling en vertolking van de Bijbel”
Auteur: M. J. Paul e.a.
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen i.s.m. Christelijke Hogeschool de Driestar, 2003; 186 blz.
ISBN 90 6140 855 5
Pagina’s: € 11,90. Is de Statenvertaling (SV) nog wel verstaanbaar? Hoe zit het met de aanstaande Nieuwe Bijbelvertaling en het initiatief om de Statenvertaling te herzien (HSV)? Hogeschool de Driestar organiseerde vorig jaar een themadag rond de vertaling van de Bijbel. Het boek ”Vertaling en vertolking” is een weergave van de hoofdlezing en de workshops van die dag.
De hoofdlezing van dr. M. J. Paul heeft als titel ”De problematiek van het vertalen van Gods Woord”. Dr. Paul neemt zijn startpunt bij de SV, de „vrucht van een jarenlange inspanning om tot het best mogelijke resultaat te komen” (blz. 10). Bijna vier eeuwen later is de SV voor velen moeilijk te verstaan vanwege de verouderde begrippen en vooral vanwege „ingewikkelde zinsbouw en de vele verouderde vormen” (blz. 11). Dit laatste wordt aan de hand van voorbeelden uitgewerkt.
In zijn bijdrage vraagt dr. Paul „aandacht voor enige nieuwe ontwikkelingen in de vertaalwetenschap en voor het belang te communiceren met de eigen generatie” (blz. 19). Vanuit (verbeterde) kennis van oude talen uit het Midden-Oosten, kennis van de leefwereld van toen, de vondst van oude handschriften en de ontwikkeling in de taalwetenschap moet het zijns inziens mogelijk zijn een betere vertaling te maken (blz. 13, 14). Volgens dr. Paul zijn er honderden teksten te noemen die vanwege onjuistheden voor verbetering in aanmerking komen. Zijn ideaal is een nieuwe bijbelvertaling door exegeten en neerlandici uit de gereformeerde gezindte (blz.17).
Boodschap
Een aantal punten dat in de bijdrage van dr. Paul genoemd is, wordt in de volgende hoofdstukken verder uitgewerkt. Dr. R. de Blois, taalkundige en voorheen via de ZGG betrokken bij de vertaling van het Oude Testament in het Izi, bespreekt in ”Vertaalprincipes” een vijftal types van vertaling, variërend van uiterst letterlijk tot uiterst vrij. Hij schrijft dat het er bij vertaalwerk om gaat dat „de boodschap overkomt. (…) En dat proces mag door een vertaling niet gehinderd worden” (blz. 62).
Een andere bijbelvertaler, ir. P. J. A. de Vries, schrijft over ”De actuele stand van zaken van het bijbelvertaalwerk”. Hij laat iets zien van het werk van Wycliffe Bijbelvertalers in het algemeen, en gaat verder in op vertaalcriteria. Aan de hand van enkele vertaalproblemen en mogelijke oplossingen (blz. 45) krijgt de lezer een beeld van de moeilijkheden waarmee vertalers te maken kunnen krijgen.
In sommige hoofdstukken wordt expliciet ingegaan op het bijzondere van verschillende vertalingen. De SV komt aan de orde in de bijdrage van ds. Tj. de Jong, bestuurslid van de GBS (”De Statenvertaling als bron, vastigheid en norm van de gereformeerde religie”) en in het hoofdstuk van J. de Koning, algemeen medewerker van de GBS (”De geschiedenis van de Nederlandse bijbelvertaling”). Zij zijn van mening dat de SV vanwege haar unieke karakter niet vervangen kan worden door moderne vertalingen. Ook verouderde woorden mogen niet worden vervangen. „We handhaven de verheven taal van de Statenvertaling vanuit eerbied voor Gods Woord, vanwege respect voor de letterlijke inspiratie van het Woord en vanwege de grote nauwkeurigheid die blijkt uit deze vertaling” (blz. 173).
Het Boek
Haaks op dit gedachtegoed staat de stelling van dr. M. H. de Lang, die als nieuwtestamenticus verbonden is aan het project Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Zij schrijft: „…in de gereformeerd-protestantse traditie van sola scriptura dient niet één vertaling verabsoluteerd te worden’ (”De Nieuwe Bijbelvertaling”, blz. 106). In haar bijdrage zet ze uiteen hoe de gang van zaken is bij het werken aan de NBV.
De neerlandicus drs. N. C. van Velzen laat in zijn hoofdstuk ”Het Boek” zien hoe en waarom dit werk tot stand is gekomen. Velen zien in Het Boek een goed leesbaar alternatief in hedendaags Nederlands. Helaas beseffen ze niet dat ”Het Boek” geen vertaling, maar een verwoording of parafrase is.
Ds. P. den Butter schrijft over ”Herziening van de Statenvertaling of een nieuwe (gereformeerde) bijbelvertaling?”. Als secretaris van de commissie die de eerdere revisie van de SV verzorgde (Editie 1977 of de zgn. Tukker-Bijbel) kent hij de problematiek van het herzien. Hij is somber gestemd over de haalbaarheid, het draagvlak en de acceptatie van een nieuwe herziening (blz. 162-163).
Volledigheidshalve volgen hier de titels en schrijvers van de andere hoofdstukken: ”De bijbelgenootschappen” (drs. I. A. Kole), ”De apocriefe boeken” (drs. C. C. Stavleu), ”De vertaling van de Naam van God” (dr. G. van den Brink), ”Kanttekeningen bij de tekst van de Statenbijbel” (dr. M. Verduin), ”Het doorvertalen van de Bijbel naar kinderen” (drs. L. Snoek).
Geen antwoord
”Vertaling en vertolking van de Bijbel” is een goed leesbaar boek waarin aandacht wordt gevraagd voor verschillende zaken die van belang zijn bij het vertalen en vertolken van de Bijbel. Het is een bruikbaar middel om verschillende argumenten op een rijtje te zetten en tegen elkaar af te wegen. De vele facetten die in dit boek besproken zijn, hebben hun waarde.
Welk argument weegt het zwaarst? Op die vraag geeft het boek geen antwoord. Dat oordeel wordt overgelaten aan de lezer.