Kerk & religie

Bijenvolk heeft een koning, dachten de Statenvertalers

De koning werd een koningin. Een verschrijving? Zou zomaar kunnen. Indien iemand in woorden niet struikelt, die is een volmaakt man. We weten dat volmaakte mensen niet bestaan. Maar, het ging op 30 april toch precies andersom, van koningin naar koning?

J. Mastenbroek
27 May 2013 21:25Gewijzigd op 15 November 2020 03:47
Ds. Joh. Bogerman, een van de Statenvertalers. Foto RD
Ds. Joh. Bogerman, een van de Statenvertalers. Foto RD

Ik leg het graag uit. Op een recent gehouden kerkelijke vergadering bleken twee ambtsdragers dezelfde hobby te hebben: bijen houden. Voor mij een onbekende wereld. Ik hoorde de uitwisseling van ervaringen tijdens de maaltijd aan. Plus een merkwaardigheid in de Statenbijbel. De bij is een van de vele schepseltjes in de Heilige Schrift. Daarin staan ook de kleinste insecten vermeld, van de lastige luis tot de noeste mier. In Spreuken 6:6-7 bijvoorbeeld wordt de luiaard naar de mier verwezen.

In de woning van ds. Joh. Bogerman aan het Pieterskerkhof te Leiden werd van 1626 tot 1632 aan de tekst van het Oude Testament gewerkt. De hooggeachte overzetters merkten bij de tekst over de mier in kanttekening 12 op dat „de bijen haar koning hebben, die de zijnen tot naarstigheid aandrijft, en de ledigen doodbijt of uitwerpt.” Het was de vertalers in die tijd nog geheel onbekend dat het bijenvolk niet door een koning, maar door een koningin wordt geregeerd. Men hoeft er vandaag de dag geen imker voor te zijn om dat te weten. In de driedelige Statenbijbel, die in 1957 te Utrecht verscheen, is dan ook terecht met de kennis van toen „haar koning” in „haar koningin” veranderd. In de laatste GBS-editie is overigens de keus gemaakt om het woordje ”koning” te handhaven, daarmee de uitgave van Van Ravensteijn volgend. Het Woordenboek der Nederlandse Taal (WTN) geeft bij het lemma ”bijenkoningin” aan: „vroeger koning genaamd.”

Bijen en honing komen regelmatig voor in de Bijbel. Ze waren in het land van Assur, die de Heere zal toesissen volgens Jesaja 7:18. Egyptenaren, Perzen en Grieken kenden een bijencultuur, al vanaf 3000-2400 voor Christus. Bijenwas werd gebruikt bij het balsemen van overleden farao’s, voor schrijftabletten en als geneesmiddel. En de honing was duur; men kon er zelfs mee betalen (Ez. 27:17). We weten van honing in de door Simson gedode leeuw. De psalmdichter spreekt over „omringd als bijen.” Dat vinden we ook terug in Deut. 1:44: „en (de Amorieten) vervolgden u gelijk als de bijen doen.” Ds. Cornelis van den Oever (1802-1877) wist ervan mee te praten. Als ondernemende jongen van nog geen acht jaar verstoorde hij eens een bijenvolk en riep daardoor hun agressie op. Hoe en waarmee hij dat deed, bleef onvermeld in zijn levensverhaal. Wel dat ze hem achtervolgden en staken waar ze maar konden. Zijn gezicht werd daardoor eens zo dik en het duurde twee volle maanden voor hij weer herstelde.

Honing was ook in de Bijbelse tijd uitermate voedzaam. Johannes de Doper at sprinkhanen en wilde honing. Toen ik ooit aan tafel deze geschiedenis las, hoorde ik van een van de jongste kinderen die goed geluisterd had, een eigen exegese: „Zielig voor Johannes, hij at sprinkhanen, maar hij wilde eigenlijk honing.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer