Del Ponte: Rechters Joegoslaviëtribunaal hadden te veel sympathie voor misdadigers
De rechters van het Joegoslaviëtribunaal brengen zo veel tijd met de verdachten door dat er een band ontstaat. Het gevolg is dat de straffen te laag uitvallen. Dat vermoedt Carla Del Ponte, die zelf van 1999 tot 2007 hoofdaanklager was bij het VN-tribunaal. „Rechters willen de daders een tweede kans geven. Deze mensen pleegden hun misdaden echter uit absolute overtuiging.”
In haar boek ”Mevrouw de aanklager” uit 2008 gaf Del Ponte de rechters van het tribunaal al onder uit de zak over de straffen die volgens haar veel te laag waren. Maar sindsdien hebben zo veel andere dingen haar pad gekruist en vraagt ze: „Wat heb ik er eigenlijk allemaal over gezegd?”
In haar boek bestempelt ze de lage straffen als „teken van zwakte.” „Een man die zijn vrouw en zijn twee kinderen vermoordt, krijgt vrijwel standaard levenslang. (…) Als iemand het bevel voert over soldaten die tientallen mensen doden, hoe kan het dan dat diegene maar twaalf jaar krijgt?”
Del Ponte is nog steeds bezig met mensenrechten. Sinds 2011 is ze lid van de VN-onderzoekscommissie in Syrië. Over het milde strafklimaat van het Joegoslaviëtribunaal denkt ze nog steeds als eerder. „Het probleem is eerder groter geworden dan kleiner, vanwege de vele vrijspraken.”
Een academicus zegt vandaag in deze krant dat de straffen juist zwaarder worden, omdat er meer officieren worden berecht.
„Dat zou kunnen. Ik zie natuurlijk niet alles. Maar het verschil zal niet groot zijn.”
Wat kan volgens u de reden zijn van de lage straffen?
„Sommige rechters waren hoogleraar en zijn absoluut onervaren in de rechtspraak. Mijn persoonlijke mening is dat de rechters te voorzichtig zijn om daders levenslang vast te zetten. Ze willen hun een tweede kans geven. Ze vergeten dat deze mensen hun misdrijven uit absolute overtuiging hebben gepleegd. Ze geloofden erin. Daarom is een straf geen heropvoeding.
Neem genocide. Dat is de meest vreselijke misdaad die er bestaat. Maar je zag dat de rechters zo’n aanklacht gelijk gingen afpellen en terugbrengen tot medeplichtigheid aan genocide en zo. Het doel was om tot een lagere straf te komen, soms zelfs maar tien of vijftien jaar. Maar voor genocide past maar één straf: levenslange opsluiting.
Dat stoorde mij vreselijk. Deze mensen waren medeverantwoordelijk voor de dood van duizenden slachtoffers. Vanuit menselijk oogpunt begrijp ik de terughoudendheid van de rechters wel, maar het is niet goed. Een straf moet afschrikkend werken naar de toekomst.
Ik had soms ook het gevoel dat er sprake was van een Stockholmsyndroom: na maanden samen in dezelfde rechtszaal ontstond er vanuit de rechter een soort sympathie voor de beklaagde. Dat is begrijpelijk, want je maakt indringend kennis met de persoon. Maar dan oordeel je te menselijk, en te weinig professioneel.”
Datzelfde effect zou dan ook voor de aanklager moeten gelden, want die staat in dezelfde zaal.
„Haha, nee. Absoluut niet. Die afstand is trouwens veel groter. Bovendien is er nauwelijks contact tussen de aanklager en de beklaagde.”
Maakt ook de rang van iemand nog wat uit? Als een soldaat levenslang krijgt, wat krijgt zijn commandant dan?
„De straf moet niet afhangen van iemands plaats in de hiërarchie. Het gaat in het vonnis alleen om de ernst van het misdrijf.
Een voorbeeld: de solaat Erdemovic had voor de zeventig moorden in Srebrenica levenslang moeten krijgen, in plaats van vijf jaar. En zijn commandant precies hetzelfde. Als je zo veel doden op je geweten hebt, is er geen andere mogelijkheid. In het nationale strafrecht krijg je voor één moord zelfs al meer dan vijf jaar.”
Moet er volgens u verschil zijn tussen het nationale en het internationale strafrecht?
„Dat is heel moeilijk te vergelijken, omdat het internationaal strafrecht zaken behandelt die in het nationale systeem nauwelijks voorkomen. Maar in beide systemen behoren de ernst van de misdaden en het aantal slachtoffers centraal te staan.
Wat moeten overlevenden wel niet denken van die lage straffen? Ik denk dat de rechters ook moeten kijken hoe een vonnis overkomt op bijvoorbeeld de Moeders van Srebrenica. Zo’n vonnis moet adequaat zijn.”
Het tribunaal heeft ook nogal wat mensen vrijgesproken. Valt dat te verklaren uit datzelfde milde strafklimaat?
„Die vrijspraken zijn vooral van de laatste jaren. Toen ik daar was, gebeurde dat nog niet veel. Maar daarna zijn de rechters een andere weg ingeslagen. Gotovina (een voormalige Kroatische generaal, aangeklaagd wegens oorlogsmisdaden in 1995 in de strijd tegen Serviërs, EvV) bijvoorbeeld is vrijgesproken, omdat het bewijsmateriaal heel anders werd geïnterpreteerd. Ik denk dat dit meer te maken heeft met een andere kijk op de jurisprudentie dan op straf.”
Het tribunaal bestaat twintig jaar. Wat is voor u de erfenis ervan?
„Die is heel positief. Het is natuurlijk geweldig dat de 161 aangeklaagden allemaal zijn gearresteerd. Niet één is er nog op vrije voeten. Dat is een groot succes voor het internationaal recht. Ik ben blij dat ik daaraan mocht bijdragen.”