Tanend gezag
Harde cijfers zijn soms toch bedrieglijk. Een onderzoek van het NIPO zou aantonen dat 27 procent van de Nederlanders zich door de Bijbel laat voorschrijven hoe ze leven moeten. Dat roept snel de gedachte op dat de situatie minder ernstig is dan algemeen binnen orthodoxe kerken wordt aangenomen. Vrij vertaald zou men op grond van dit onderzoek kunnen beweren dat nog altijd een kwart van de Nederlanders zich onderwerpt aan het gezag van de Schrift.De werkelijkheid is anders. Uit het totale onderzoek blijkt dat dit percentage de Bijbel meer als bron van inspiratie ziet dan als norm voor het leven. Dat is dus veel vrijblijvender. Mensen kunnen door veel ideeën en geschriften worden geïnspireerd. We kiezen uit een breed aanbod wat ons het meest aanspreekt en laten ons daardoor leiden. Maar de moderne mens wil zich echter niet door iets of iemand laten gezeggen.
De NIPO-enquête wijst uit dat slechts een zeer beperkt deel van de Nederlanders de Bijbel echt belangrijk vindt; nog geen 10 procent leest er dagelijks in. Dat is veelzeggend. Daarmee is dan ook nog niet vastgesteld of het bijbellezen voor deze groep wezenlijke behoefte of slechts gewoonte is. In ieder geval wijst het geringe percentage dagelijkse lezers er duidelijk op hoezeer de betekenis van de Bijbel in onze samenleving gemarginaliseerd is.
Opvallend is dat 15 procent van het Nederlandse publiek de Bijbel een gevaarlijk boek noemt. Dat percentage is de laatste tien jaar behoorlijk toegenomen. Bij een vergelijkbaar onderzoek uit 1991 stelde 4 procent van de bevolking zich op dit standpunt. Hieruit valt af te leiden dat de tolerantie in onze samenleving jegens bijbelgetrouwe christenen beslist afneemt.
Onbekendheid met, gebrek aan interesse voor en afkeer van de Bijbel zorgen ervoor dat het voor christenen steeds moeilijker wordt de bijbelse boodschap in onze samenleving uit te dragen. Toch is dat niet het meest fundamentele probleem. Niet de hardigheid van het hart van de meeste Nederlanders is het grootste struikelblok. Het draait vooral om het punt hoe hard en stevig de eigen levensovertuiging is.
Cruciaal is de vraag in hoeverre christenen zelf buigen voor en leven uit het Woord van God. Signalen uit de groep trouwe bijbellezers wijzen er niet alleen op dat er veel gewoontelezers zijn, maar tevens dat ook daar het gezag van de Bijbel taant. En dat ook onder hen die met de mond belijden wars te zijn van schriftkritiek. De opvatting dat Gods geboden heilzaam zijn voor het persoonlijk leven, geldt voor velen van hen slechts zolang het hun goed uitkomt.
Natuurlijk gaat het niet aan iedereen over één kam te scheren. Dat gevaar bestaat heel duidelijk bij allerlei artikelen over verwereldlijking binnen de kerken. Er is ook zeker een groep -vooral ook onder jongeren- die ernst maakt met de vragen rond geloof en schriftgezag. Maar er is binnen de orthodoxe kerken wel duidelijk een neiging tot vrijblijvendheid ten opzichte van de norm van de Schrift. Velen voelen zich door de bijbelse voorschriften afgeknepen, terwijl de Bijbel juist de gids is tot leven en tot echte vrijheid.
Orthodoxe christenen hebben zelf schuld aan het tanende gezag van de Schrift. Niet in de eerste plaats omdat ze te weinig hun stem verheffen tegen aanvallen op de autoriteit van de Bijbel. Ook daarom. Maar vooral omdat ze te weinig in hun daden laten zien wat de Bijbel voor hen betekent.
De eerste christenen haalden de 10 procent van de bevolking van het Romeinse Rijk bij lange na niet. En de groep die de Bijbel als een gevaarlijk boek zag, was toen beduidend groter dan de 15 procent van nu. Toch hadden de christenen als onbeduidende minderheid een geweldige werfkracht. Niet primair door wat ze zeiden, maar door wie ze betoonden te zijn: gehoorzame dienaren van Christus.