Analyse: Jeugdzorg na familiedrama al snel kop van Jut
APELDOORN. De jeugdzorg is na een familiedrama vaak de kop van Jut, aldus expert Gust Verwerft gisteren. Ook na de tragische dood van de twee broertjes Ruben en Julian is dat het geval.
In 2006 bevestigde Verwerft zijn faam als koning van de Vlaamse rechtbankverslaggeving met een indringende bundeling van rechtbankverslagen rond familiedrama’s, waarbij hij ook de nabestaanden betrok. Familiedrama’s zijn bijna nooit te voorspellen of te voorkomen, is een van zijn conclusies. De menselijke natuur is grillig, en zeker die van de dader die handelt vanuit „een onweerstaanbare wanhoopsdrang.”
Jeroen D., die zijn zoontjes Ruben en Julian ombracht, kreeg voor het drama te horen dat zijn kinderen mogelijk onder toezicht zouden komen van een gezinsvoogd. Zijn besluit kan daarmee te maken hebben. In diverse door Verwerft beschreven zaken keert een patroon terug, waarbij de dader redeneert: als ík de kinderen niet mag, mag niemand hen.
Zomaar berusten in een niet te bevatten drama blijkt vaak een onmenselijke opgave. Dat verklaart waarom mensen in een dergelijk geval vaak naar een zondebok zoeken. In Vlaanderen krijgen jeugdrechters en de jeugdzorg vaak de volle laag, constateert Verwerft.
Ook na het recente drama rond de twee broertjes uit Zeist hebben diverse media het vonnis over de jeugdzorg al geveld: schuldig. Dat oogt wat voorbarig.
De hulp die het gezin in 2010-2011 kreeg na de echtscheiding van de ouders lijkt vooral gericht te zijn geweest op het brengen van rust en stabiliteit. Dat hoeft nog niet meteen te duiden op crisishulp en op een betrokkenheid bij het gezin die zo intensief was dat van hulpverleners de hoogste staat van paraatheid moest worden verwacht.
Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) concludeerde in 2009 na een –naar het zich laat aanzien eenmalige– melding dat vermoedens van mishandeling door de vader niet konden worden bevestigd. De huisarts noemde de vader naast temperamentvol ook liefdevol en bezorgd.
Een nieuwe melding bij het AMK van september 2012, gevolgd door een aangifte van de moeder begin 2013, bracht het gezin nadrukkelijker onder de aandacht van jeugdzorg. Daarbij werden voorbereidingen getroffen om de omgangsregeling aan te passen ten gunste van de moeder. Veel wijst erop dat D. zich hierdoor miskend heeft gevoeld.
Op de klokkenluiderssite www.slachtoffersjustitie.nl regende het prompt reacties –waarschijnlijk van gekrenkte vaders– die erop zinspelen dat jeugdzorg met D.’s ex zou hebben samengespannen tegen de man. Dat oordeel over jeugdzorg –niet nalatig, maar partijdig– is weer van een hele andere orde, maar lijkt vooralsnog even speculatief.
Als een uiterst summier feitenrelaas leidt tot twee haaks op elkaar staande conclusies is het zaak het aangekondigde onderzoek van de Inspectie Jeugdzorg af te wachten. Dat onderzoek, zo blijkt uit Verwerfts boek, zal waarschijnlijk worden gepresenteerd als het drama van de twee broertjes alweer lang en breed in de vergetelheid is geraakt.