Zaak-Weekers toont: we vergeten dat mens slecht is
Alle pijlen waren dinsdag, en in de achterliggende weken, gericht op staatssecretaris Weekers. De geplaagde liberaal zou, zo luidde de kritiek van de oppositie, geen (of te weinig, of te laat) actie hebben ondernomen tegen fraude met belastingtoeslagen, gepleegd door criminele Bulgaren.
Wat daarvan ook waar is, Weekers weerstond in het Kamerdebat dinsdag de verleiding om terug te meppen. Verstandig. Want een omstreden bewindspersoon kan zijn eigen politieke graf nooit zó grondig delven als wanneer hij de geachte afgevaardigden gaat bestoken met jij-bakken.
Weekers was dus zo tactisch dat niet, of hoogstens zeer beheerst, te doen. Hoewel hij er, inhoudelijk gezien, alle reden toe had. Want was het niet nota bene het CDA, dezelfde partij die deze week vooropliep om de staatssecretaris laksheid te verwijten in het bestrijden van toeslagenfraude, dat acht jaar geleden bij monde van staatssecretaris Wijn dé grote voorvechter was van juist dit fraudegevoelige toeslagensysteem? En was het niet exact CDA-Kamerlid Omtzigt die in 2005 dit systeem, dat onmiskenbaar uitlokt tot misbruik, met enthousiasme hielp optuigen?
Kortom, de Tweede Kamer heeft in deze kwestie wel degelijk boter op het hoofd; zij het de ene fractie meer dan de andere. Want wat Weekers ook verweten kan worden, dat juist hij, als financieel woordvoerder, zich in 2005 weinig geestdriftig toonde over de toen geïntroduceerde huur-, zorg- en kinderopvangtoeslagen, en dat zijn fractie er alleen mee akkoord ging omdat de VVD nu eenmaal in een coalitie zat met het CDA, valt moeilijk te betwisten. De PvdA stemde destijds tegen het toeslagensysteem.
Was Weekers dus niet in de positie om dit gegeven dinsdag ten volle uit te buiten, voor VVD-Kamerlid Neppérus golden minder beperkingen. Zij wees er onbekommerd op dat de Kamer dit misbruikgevoelige systeem niet alleen zelf in het leven riep, maar dat zij het na 2005 ook nog eens nonchalant handhaafde, met weinig oog voor misbruikrisico’s.
„Snelheid en service, dát waren in deze Kamer steeds de sleutelbegrippen”, geselde Neppérus dinsdag haar medevolksvertegenwoordigers. Burgers met een smalle beurs moesten zo snel mogelijk hun geld krijgen, zo luidde de optimistische insteek van de voorstanders van het toeslagensysteem. Of die burgers op déze bedragen werkelijk recht hadden, ach, dat zou aan het eind van het jaar wel bekeken worden.
Belastingambtenaren wreven destijds hun ogen uit. Voor hen was het niet minder dan een revolutie dat hun dienst vanaf 2005 niet alleen geld moest innen, maar ook grote bedragen bij voorbaat moest gaan uitkeren. Een omslag die ertoe leidde dat de overheid via de belastingen momenteel zo’n 12 miljard euro aan toeslagen rondpompt.
Het mag daarom wijs genoemd worden dat premier Rutte, daartoe door de VVD-fractie uitgelokt, zaterdag in het zogeheten verantwoordingsdebat meedeelde dat het kabinet het systeem van toeslagen „fundamenteel” onder de loep gaat nemen. Voor zo’n grondig onderzoek –waarbij de conclusie dat we wellicht geheel van het toeslagensysteem af moeten, niet bij voorbaat uitgesloten mag worden– is alle reden.
Toch mag de politiek zich niet van deze zaak afmaken door alleen maar op zoek te gaan naar een praktische oplossing voor de toeslagenfraude. Van partijen en fracties mag een diepgaander reflectie op de achterliggende week verwacht worden. Want komt veel overheidsfalen niet voort uit een hardnekkig, maar misplaatst geloof in de fundamentele goedheid van de mens? Zeker, de moderne burger mag door de overheid niet argwanend bejegend worden als ware hij een potentiële crimineel. Maar énig oog voor ’s mensen ”geneigdheid tot alle kwaad” moet de politiek wel hebben.
Opvallend is dat het gebrek daaraan zich niet alleen laat gevoelen bij zogeheten linkse wereldverbeteraars. Nee, het zijn net zo goed rechtse partijen als het CDA (voorliefde voor naïef toeslagensysteem) en de VVD (verknochtheid aan het al even fraudegevoelige pgb), die regelmatig vergeten dat vertrouwen goed is, maar controle beter.