RUG: Radicaliserende religieuze groepen aandachtspunt voor overheid
GRONINGEN. Nieuwe religieuze (eindtijd)bewegingen, en met name complottheoretici, kúnnen op termijn een gevaar vormen voor de samenleving. Hier ligt dan ook een „niet te miskennen aandachtspunt voor de overheid.”
Dat concluderen de opstellers van het rapport ”Eschatologische bewegingen in Nederland: Religiewetenschappelijke en juridische bevindingen”, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. De studie, die volgende week verschijnt, kwam tot stand in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het ministerie benadrukt overigens dat het document niet het standpunt van de minister vertegenwoordigt.
Legio individuen, soms verzameld in min of meer ongebonden spirituele groepen, zijn er vast van overtuigd dat „het einde der tijden is gekomen”, constateren de onderzoekers, onder wie prof. mr. F. T. Oldenhuis en prof. dr. C. K. M. von Stuckrad. En dat worden er alleen maar meer. In 2012 speelde dit bijvoorbeeld rond de zogeheten Mayakalender. Zijn zulke groepen onschuldig, wilde het ministerie destijds weten.
De onderzoekers concluderen dat van een „direct gevaar voor het ontwrichten van de samenleving als geheel niet kan worden gesproken.” Toch ligt hier naar hun oordeel een „niet te miskennen aandachtspunt voor de overheid.” Zo is het de vraag „of het huidig juridisch instrumentarium in Nederland volstaat om radicaliserende tendensen binnen nieuwe religieuze groepen adequaat in de toekomst te kunnen bestrijden.”
Niet te onderschatten
„Dit rapport heeft laten zien dat religie en profetieën met betrekking op het einde of een radicale verandering van de wereld ook in de moderne Nederlandse samenleving een niet te onderschatten rol spelen”, schrijven de auteurs in het laatste hoofdstuk (”Concluderende opmerkingen”). Om te vervolgen: „De in hoofdstuk 1 genoemde referentiekaders, waarbinnen de verhouding van religie, geweld en radicale identiteiten moet worden geïnterpreteerd, gelden ook voor Nederland, ondanks de “seculiere” contexten van dit land. Binnen de Nederlandse rechtstaat bestaat vanouds royale ruimte voor het belijden en beleven van pluriforme levensovertuigingen binnen het publieke domein. Die pluriformiteit heeft zich binnen de Nederlandse samenleving gaandeweg ontwikkeld tot een van de meest belangrijke ijkpunten. Diepste drijfveren van de burgers van een samenleving, in het bijzonder indien die drijfveren eschatologisch zijn getint, hebben veelal hun weerslag binnen die samenleving zélf. De geschiedenis geeft tal van voorbeelden te zien, waarin vanuit een mix van religieuze drijfveren (sociale) leefgemeenschappen werden gesticht.
Kwam dat voort vanuit de klassieke verzuiling dan waren zulke leefgemeenschappen veelal een langer leven beschoren dan in de gevallen waarin aan die leefgemeenschappen een meer radicale mix van religieuze drijfveren ten grondslag lag. Religieuze groepen die zich ”aan de rand” van de klassieke godsdiensten bevonden en hun eigen weg gingen, hebben in Nederland altijd mogen bestaan.
In dit rapport lag de focus evenwel niet op de meer klassieke vormen van eschatologie en hun uitwerkingen ervan, maar op moderne nieuwe religieuze bewegingen die niet of nauwelijks geïnstitutionaliseerd zijn en zich via internet en sociale media organiseren. In het bijzonder ging daarbij de aandacht uit naar groepen of bewegingen die zich in woord en daad als tegenspelers van de overheid opwerpen. Centraal stond daarbij de vraag of deze groeperingen een gevaar vormen voor de samenleving.”
Internet
Uit het verrichte onderzoek bleek dat van een direct gevaar voor het ontwrichten van de samenleving als geheel niet kan worden gesproken, aldus de auteurs. „Door de brede toegankelijkheid van internet kan evenwel worden geconstateerd dat, meer dan voorheen, burgers –veelal uit nieuwsgierigheid– zich laten informeren door negatieve berichtgeving, bijvoorbeeld van complottheoretici. Een bijkomend effect daarvan is dat daarmee het wantrouwen van burgers tegenover officiële bronnen groeit. Op korte termijn zal dat effect verwaarloosbaar zijn. Toch ligt naar het oordeel van de onderzoekers hier een niet te miskennen aandachtspunt voor de overheid of en zo ja in welke hoedanigheid ingrijpende maatregelen noodzakelijk of gewenst zijn.”
Het kan niet worden gesteld dat de maatschappij in het algemeen gevaar loopt te worden ontwricht door complottheoretici, schrijven zij verder. „Dit neemt echter niet weg dat door de radicalisering van groepen of bewegingen –en in contexten die in dit rapport zijn geanalyseerd– individuele burgers eerder gevaar lopen zich te laten meeslepen in de draaikolk van religieus geweld en aldus schade lijden, zowel persoonlijk als financieel. Het is ook op dit punt dat het rapport aandacht vraagt voor een mogelijke herwaardering van onderzoek omtrent de vraag of het huidig juridisch instrumentarium in Nederland volstaat om radicaliserende tendensen binnen nieuwe religieuze groepen adequaat in de toekomst te kunnen bestrijden.”
De auteurs noemen het opvallend „dat het onderzoek op overheidsniveau naar de uitwassen van nieuwe religieuze bewegingen in de ons omringende landen veel breder en recenter is dan in Nederland. Het is belangrijk om in de toekomst vergelijkend onderzoek uit te voeren en de juridische, sociale en religieuze implicaties voor Nederland grondig in kaart te brengen. De maatschappij moet antwoorden formuleren op de uitdaging van religieus geweld in een globale context. De balans te vinden tussen de vrijheid van religie aan de ene kant, en de rechten van het individu en de veiligheid van de samenleving anderzijds, is een belangrijke opdracht voor de komende tijd.”