Commentaar: Belangenpolitiek
De Amerikaanse president Rutherford B. Hayes zei bij zijn inauguratie in 1887: „Hij dient zijn partij het best, die het vaderland het best dient.” Hayes sprak die woorden op het moment dat Amerika bijna onbestuurbaar was geworden door de politieke tegenstellingen. Terwijl de ernstige maatschappelijke situatie in de VS juist een eendrachtige aanpak zeer noodzakelijk maakte. Daarom riep Hayes ertoe op het landsbelang boven het partijbelang te stellen.
In zekere zin is de toestand in ons land vergelijkbaar. Niet alleen de financieel-economische situatie, maar ook de moreel-maatschappelijke vergt dat de Haagse parlementariërs de handen ineenslaan. Eensgezind de problemen te lijf, dat zou het devies moeten zijn.
Wie echter het politiek bedrijf week in, week uit in Den Haag gadeslaat, moet met teleurstelling constateren dat veel partijen het eigen politieke belang stellen boven dat van het land.
Neem deze week. Was het bij het debat over de Bulgarenkwestie nu werkelijk te doen om de vraag hoe toeslagenfraude voorkomen kan worden of werkten de oppositiepartijen toe naar het moment dat de kop van staatssecretaris Weekers zou rollen? Wat stond bovenaan?
Ander voorbeeld: Waarom maken oppositiepartijen zich zo boos over het feit dat PvdA en VVD vooralsnog niet willen meewerken aan een debat maar eerst samen willen zoeken naar een oplossing voor het verschil van inzicht over de strafbaarstelling van illegaliteit? Is het omdat de oppositie denkt dat de twee partijen bezorgd zijn dat Rutte, Asscher, Zijlstra en Samsom niet in staat zijn dit lastige punt tot een goed einde te brengen? Of verbijten ze zich dat ze nu niet de kans hebben een wig te drijven tussen PvdA en VVD?
Derde: Waarom stuurden partijen –afgezien van de VVD– gisteren hun fractiespecialisten en niet hun -leiders naar het verantwoordingsdebat? Omdat er geen politiek vuurwerk is te verwachten, verklaarde een Kamerlid gisteren voor de radio. Maar is dat dan de enige reden dat fractievoorzitters in de benen komen? Het gaat bij het verantwoordingsdebat, hoe saai ook, toch om de essentiële vraag of ons land goed wordt bestuurd en de gelden goed zijn besteed? De controle daarop is een van de meest wezenlijke taken van het parlement.
Vaker dan vroeger wordt gezegd dat de democratische regeringsvorm zijn langste tijd heeft gehad. De burger krijgt steeds meer genoeg van het gekibbel van partijen. Niet uitgesloten moet worden dat dit latente onbehagen een uitweg vindt bij een partij of man met minder democratische opvattingen.
De Haagse politici zouden eens in de leer moeten gaan bij hun partijgenoten die op lokaal niveau de belangen van gemeenten dienen. Wordt daar geen oppositie gevoerd? Zeker. Gaan daar geen dingen verkeerd? Meer dan gewenst. Maar toch windt de burger zich veel minder op over het politieke debat op gemeentelijk dan op landelijk niveau, omdat raadsleden meer geneigd zijn te zoeken naar oplossingen waarbij het gemeentelijk belang vooropstaat.