Foucaults analyses zijn van blijvende betekenis
De analyses van de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) zijn waardevol om te lezen. Van zijn beroemde werk ”De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen” verscheen een herdruk bij uitgeverij Boom.
Daarnaast publiceerde Machiel Karskens het boek ”Foucault”. De Nederlandse emeritus hoogleraar sociale en politieke wijsbegeerte zet hierin Foucaults belangrijkste ideeën uiteen.
Na publicatie van zijn boek ”De woorden en de dingen” in 1966 is Michel Foucault een beroemd man. Het levert hem de benoeming op tot hoogleraar aan het fameuze Parijse Collège de France. Zijn wekelijkse college is een evenement. De toeloop van studenten is massaal. In een poging die af te remmen verzet hij de les van het eind van de middag naar negen uur ’s morgens. De belangstelling blijft echter overweldigend. Daarom worden verschillende andere ruimtes via een geluidsinstallatie met de collegezaal verbonden.
Foucault was een merkwaardige, dandyachtige verschijning in zijn favoriete kleding: zwart ribfluwelen pak, witte coltrui, bij koud weer een groene loden cape. Een filosoof in de gebruikelijke zin van het woord was hij niet. Hij schreef historische studies, over de waanzin, de kliniek, de menswetenschappen, de gevangenis, seksualiteit. Maar wie zich erin verdiept, ontdekt: het gaat om meer dan historische uiteenzettingen, Foucault knoopt er opzienbarende filosofische beweringen aan vast.
Foucaults standpunten zijn nooit traditioneel van aard, eerder provocatief. Gangbare voorstellingen wijst hij in ontmaskerende analyses van de hand. Voor hem is filosofie geen dogmatische theorie, maar kritische activiteit, het bestrijden van de waan van de tijd. Mede door de verschuiving van zijn belangstelling en de beweeglijkheid van zijn denken krijgt zijn werk een grote complexiteit.
Waanzinnigen
Foucault groeit op in de provinciestad Poitiers als zoon van een chirurg. Hij studeert filosofie en psychologie. Ook is hij praktisch actief in een psychiatrisch ziekenhuis, betrokken bij het diagnosticeren van patiënten, bij tests en experimenten. Na zijn studie ontdekt hij in een bibliotheek een grote verzameling documenten over de geschiedenis van de geneeskunde die nog niet systematisch is onderzocht. Aan de hand van deze documenten onderzoekt hij de kijk op de waanzin in de voorbije eeuwen. Het resultaat is schokkend. Want hoe gingen ”normalen” en ”redelijken” om met het niet-normale en het niet-redelijke? Er was maar één reactie: men had een geweldige angst voor ”gekken”. In de tijd van de rede zag men in het afwijkende de belichaming van de niet-rede, en dat vormde een niet te tolereren bedreiging van de rede. Vandaar de opsluiting in ”dolcellen”. Men was heel onredelijk tegenover waanzinnigen.
Deed men dan geen onderzoek naar oorzaken en behandelingsmethoden? Dat was van redelijke mensen toch te verwachten? Maar dat gebeurde niet. Het enige was: oppakken en vastzetten. Juist in l7e en de 18e eeuw was er deze reactie. In de perioden ervoor en erna waaide een veel mildere wind. Daarom concludeert Foucault: dit is een mislukking van de rede. Hier blijkt dat de vooruitgangsidee niet deugt. De successen van de rede worden breed uitgemeten, maar de mislukkingen weggemoffeld. Hij publiceert zijn onderzoeksresultaat in ”Waanzin en redeloosheid. De geschiedenis van de waanzin in de klassieke tijd”, waarop hij in 1961 promoveert.
Menswetenschappen
In ”De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen” onderzoekt Foucault de aard van de kennis in de menswetenschappen: psychologie, sociologie, pedagogiek. Hij verbindt dat met een aanval op de fenomenologie (Husserl, Merleau-Ponty en Sartre). De aanpak vanuit de fenomenen of verschijnselen vindt hij oppervlakkig en onaanvaardbaar. Daarom steekt hij af naar de diepte, met de bedoeling de fundamenten van de menswetenschappen bloot te leggen.
Foucault is ervan overtuigd dat iedere periode een grondpatroon bezit, een ”epistèmè” (Grieks voor wetenschappelijke kennis). Als grondleggend stramien vormt dat de basis van wat men in een bepaalde periode wel of niet kan denken. Een epistèmè is voor hem geen gelijkblijvende, maar een veranderende grootheid. En daarmee zijn ook weten en waarheid aan verandering onderhevig. Het zijn volgens Foucault historische, tijdgebonden verschijnselen. Ze maken deel uit van een tijdelijke epistemologische structuur. Bij deze veranderingen gaat het niet om een geleidelijk proces, zoals algemeen wordt gedacht, maar om breuken, om discontinuïteit.
De (mens)wetenschappen maken gebruik van taal, van woorden. Daarom richt Foucault zich bij zijn zoektocht naar de epistèmès op de relatie tussen de woorden en de dingen. Die relatie ziet hij als bepalend voor de aard van het weten. Met het oog daarop volgt hij de geschiedenis van de renaissance tot de eigen tijd. Aanvankelijk is de relatie tussen de woorden en de dingen die van de gelijkenis. De waarheid van de dingen en de waarheid van het weten zijn van dezelfde orde. Foucault schetst voor deze periode een min of meer romantisch beeld van een onbedorven natuurtoestand.
In de tijd van rationalisme en verlichting daarentegen wordt de epistèmè bepaald door de idee, de voorstelling. Vanaf ongeveer 1825 signaleert hij de opkomst van de mens binnen het weten. De aandacht richt zich op de mens als levend, arbeidend en sprekend wezen. Het begrip ”mens” krijgt een inhoud die in feite een westerse constructie is. Hij eindigt zijn boek met de legendarisch geworden passage waarin hij de humanistische gerichtheid op de mens als zelfdenkend en redelijk wezen spottend een zandkasteel noemt dat door de opkomende vloed uitgewist zal worden. Zijn boodschap is een vernietigende cultuurkritiek op de moderne tijd. Vandaar dat de Duitse neomarxistische filosoof Habermas sprak van „een pijl recht in het hart van onze tijd.”
Naar Foucaults overtuiging worden we „bewoond, voorafgegaan, in tijd en ruimte geschraagd door het systeem.” Op grond daarvan rekent men hem, zeer tegen zijn zin, tot het dan modieuze structuralisme (niet ik spreek de taal, maar de taal spreekt mij). De invloed daarvan is zo groot dat er voor het eerst in 25 jaar wordt getornd aan de alleenheerschappij van Sartre (de mens is vrijheid) over het intellectuele leven.
”De woorden en de dingen” is geen gemakkelijk leesbaar boek. Later zwakt Foucault zijn vergaande conclusies trouwens af. Toch blijft het waardevol, ook vanwege allerlei interessante passages. Zo wijst de schrijver er bij Adams naamgeving van de dieren op dat de „namen werden geplaatst op datgene waarnaar ze verwezen” en dat alleen het Hebreeuws de herinnering daaraan „heeft behouden om aan te tonen dat het ooit de gemeenschappelijke taal was van God, Adam en de dieren van de vroegste aarde.” In de Chinese indeling van het dierenrijk ontdekt hij een voor ons volkomen vreemde logica: een „exotische charme van een andere manier van denken” waarbij voor ons geldt: „de onverbloemde onmogelijkheid om dat te denken.” Boeiend is ook zijn scherpzinnige analyse van het beroemde schilderij ”Las Meninas” van de Spaanse schilder Velazquez.
Idool
Later verschuift Foucaults aandacht van de epistèmè als grondleggende structuur naar van bovenaf opgelegde dwangsystemen. Hij analyseert macht en onderdrukking in „rechtbanken, gevangenissen, ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, bedrijfsgeneeskunde, universiteiten, pers- en informatieorganen.” In zijn visie leidt het alles tot politieke onderdrukking. Door een proces van voortdurende disciplinering wordt de mens onderworpen en ingekapseld.
Al tijdens zijn leven is er sprake van een ”Foucaulteffect”. Hij wordt een idool en krijgt allerlei etiketten opgeplakt: revolutionair historicus, genealoog van de moderne macht, niet-marxistisch maatschappijcriticus, wetenschapsvernieuwer, ontmaskeraar van het subject, analyticus van de (laat)moderne tijd, bevrijder van seksualiteit en lichaam, homo-emancipator, nieuwelevensstijlfilosoof. Ook nu is dat nog volop aan de orde. De studies die een beroep op hem doen zijn bijna ontelbaar.
Foucaults manier van denken is te karakteriseren als differentiedenken (anders denken). Hij ontmaskert de illusie van de vrije, zelfdenkende mens en van de vrije, democratische samenleving. Zijn positie is postmodern. Ook voor wie hem niet in alles volgt (waarheidsvisie, levensstijl) blijven zijn analyses van betekenis voor een grondige kennismaking met de westerse cultuur en met zichzelf.
Boekgegevens
”Foucault”, Machiel Karskens; uitg. Boom Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 7759 802 3; 145 blz.; € 16,90;
”De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen”, Michel Foucault; uitg. Boom Amsterdam, 2012; ISBN 978 94 6105 900 0; 470 blz.; € 27,50.