D66 veranderde initiatiefwet enkelefeitconstructie
DEN HAAG. Met hun dinsdag ingediende initiatiefwet willen D66, VVD, PvdA, SP en GroenLinks precies dát gaatje in de wet dichten waardoor het jarenlang leek alsof christelijke scholen nog de vrijheid hadden om homoseksueel praktiserende docenten te ontslaan. De vijf partijen voegen aan het advies van de Raad iets toe én laten er iets van weg.
Sommige kwesties in politiek Den Haag kunnen in één zin samengevat worden. Andere zijn juist razend ingewikkeld. Zeven vragen over de dinsdag ingediende initiatiefwet die een einde maakt aan de zogeheten enkelefeitconstructie in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).
Waarom deze actie? Er lág toch al een initiatiefwetsvoorstel van D66 die zich hierop richtte?
Dat klopt. In september 2010 diende D66-Kamerlid Van der Ham, samen met vier anderen, een initiatiefwet in die de beruchte enkelefeitconstructie uit de AWGB schrapt. Die constructie houdt in dat christelijke scholen nooit een docent mogen ontslaan om het „enkele feit” dat hij homoseksueel geaard is, noch om het enkele feit dat hij met iemand van hetzelfde geslacht samenleeft. Ontslag kan, aldus de wet en de wetsgeschiedenis, wel plaatsvinden als er „bijkomende omstandigheden” zijn die dat ontslag rechtvaardigen.
De seculiere partijen hebben, sinds de inwerkingtreding van de AWGB in 1994, altijd van dit artikel af gewild. Vandaar dat Van der Ham twee jaar geleden een initiatiefwet indiende waarin hij voorstelde de enkelefeitconstructie simpelweg te schrappen.
Is er dan nu wéér een initiatiefwet ingediend?
Nee. Nu diverse ondertekenaars van de wet de Kamer hebben verlaten, hebben collega-Kamerleden de verdediging van de initiatiefwet overgenomen. De belangrijkste van hen is D66-Kamerlid Bergkamp, voorheen voorzitter van homobelangenvereniging COC.
De vijf nieuwe ondertekenaars van het wetsvoorstel hebben grondig gekeken naar de kritische reactie van de Raad van State op het oorspronkelijke plan van Van der Ham. Vervolgens hebben ze de reactie van de Raad in het wetsvoorstel verwerkt. Dat leidde tot een zodanig aangepast wetsvoorstel dat het bijna een nieuwe initiatiefwet lijkt.
Wat was de kritiek van de Raad van State?
De Raad van State wees erop dat het wetsvoorstel van Van der Ham een inperking vormde van de vrijheid van onderwijs. Ook stelde zij vast dat de initiatiefnemers alle nadruk leggen op vrijheden van individuele personen (zoals homoseksuele docenten op christelijke scholen), maar „onvoldoende aandacht” hebben voor de vrijheden van groepen.
Verder verwees de Raad naar een advies dat zij eind 2009 uitbracht aan het vierde kabinet-Balkende. Daarin ontraadde hij het zomaar schrappen van de enkelefeitconstructie, en stelde hij voor die constructie te vervangen door andere bepalingen. De nieuwe, door de Raad van State voorgestelde wetstekst sloot veel nauwer aan bij bewoordingen die in een richtlijn van de EU over gelijke behandeling worden gebezigd.
Waar komt díe tekst op neer?
Een christelijke school mag in haar benoemingsbeleid onderscheid maken op basis van godsdienst of levensovertuiging wanneer de gestelde eisen een „wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling en de houding van goede trouw en loyaliteit die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan”.
Hoe reageerde de politiek in 2009?
De christelijke partijen voorzichtig positief. Het sprak hen aan dat de Raad van State onderstreepte dat met de nieuwe bewoordingen „de bestaande balans tussen de grondrechten” in tact bleef. Dat leek erop te wijzen dat de zogeheten enkelefeitconstructie weliswaar formeel verdween, maar inhoudelijk bleef. De seculiere partijen reageerden afwijzend.
Wat hebben Bergkamp c.s. nú met het advies van de Raad gedaan?
Wonderlijk genoeg best veel. In grote lijnen hebben zij de door de Raad voorgestelde bewoordingen overgenomen, zij het dat zij iets hebben weggelaten en iets hebben toegevoegd. De woorden over ”goede trouwe en loyaliteit” die van docenten gevraagd mag worden, hebben zij weggelaten. En aan het eind van hun artikel hebben zij toegevoegd dat scholen wel onderscheid mogen maken op grond van iemands godsdienst, levensovertuiging of politiek gezindheid, maar niet op enige andere grond.
Wat betekent dit alles nu precies?
Het wat simpele, grove wetsvoorstel van Van der Ham hebben zij aanzienlijk genuanceerd. Maar het wetsvoorstel is daarmee ook een stuk gecompliceerder geworden. Dat maakt het moeilijk nu al alle consequenties ervan te overzien.
In elk geval zijn de indieners zelf ervan overtuigd dat dit wetsvoorstel christelijke scholen élke mogelijkheid ontneemt om docenten te ontslaan op grond van een homoseksuele leefwijze. Dat hierdoor de balans tussen twee grondrechten, namelijk de vrijheid van onderwijs en het antidiscriminatiebeginsel, ietwat verschuift ten gunste van de laatste, is iets wat de indieners niet alleen accepteren, maar –zo schrijven ze– ook daadwerkelijk beogen.