Opinie

Jongens krijgen ADHD van nadruk op zelfontplooiing

Als we de toename van ADHD bij jongens willen stoppen, dan moeten we het individualisme aan­pakken – te beginnen bij de veel te lange schooltijd, stelt Angela Crott.

8 May 2013 07:14Gewijzigd op 15 November 2020 03:27
„De jongen is niet gebaat bij ieder voor zich. Hij wil deel uitmaken van de gemeenschap.”  beeld ANP
„De jongen is niet gebaat bij ieder voor zich. Hij wil deel uitmaken van de gemeenschap.” beeld ANP

Het maatschappelijk onbehagen dat de laatste tien jaar het maatschappelijk debat beheerst, is volgens de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) een „veelkoppig monster.” Het ziet er voor iedereen anders uit, waardoor het moeilijk is de vinger te leggen op de precieze oorzaak en de omvang ervan.

Dit maatschappelijk onbehagen wordt mede gevoed door het onbehagen van de jongen. Dit werd voor het eerst aangewakkerd in 1967, toen het onbehagen bij de vrouw werd verwoord door de feministe Joke Kool-Smit in haar beroemde artikel in De Gids. Alleen buiten het gezin kon de vrouw zich ontplooien, zelfstandig zijn en macht krijgen. Ze pleitte voor een herverdeling van de macht: de ‘diensten’ binnen en buiten huis moesten eerlijk verdeeld worden tussen man en vrouw.

Dit pleidooi werd niet opgepikt door de man. Om te zorgen dat de man in de toekomst zijn zorgende vermogen zou aanboren, werd de jongen erop aangesproken. Deze liep echter ook niet over van enthousiasme. In 1992 verscheen een brochure voor jongens over (zelf)zorg dan wel zorgzelfstandigheid: ”Jongens als superman”. In deze brochure wordt met de hulp van ”Roeland de Redder” getracht jongens van twaalf tot achttien jaar warm te maken voor „zorgen voor jezelf en anderen.” Jongens hadden echter grote moeite zich te vereenzelvigen met deze ‘held’, die geen zwaard, maar een theedoek hanteerde.

In 2004 kwam de overheid in actie. Met een aantal (geldverslindende) radio- en tv-spotjes werd geprobeerd mannen te bewegen meer in het huishouden te doen. Een jaar later liet een promotie­onderzoek zien waarom dit overheidsingrijpen zo weinig effect had gehad: hoe meer zorg- en huishoudtaken, hoe ongelukkiger de mannen werden.

De vrouwen lieten zich in hun ontplooiing echter niet tegen­houden. Vanaf 1970 nam het aantal vrouwen dat een scheiding aanvroeg toe en vanaf 1980 groeide het aantal kinderen dat naar de kinderopvang ging gestaag. Echtscheiding en kinderopvang doen jongens geen goed, blijkt uit onderzoek. Bij echtscheiding verdwijnt vaak de vader, van wie de jongen leert hoe een man zich gedraagt, uit het zicht. Evenals een te langdurig verblijf in de kinderopvang kan dit tot gedragsproblemen leiden, onder andere verhoogde agressie. En laat dit nu juist de eigenschap zijn die men jongens vanaf 1970 wil afleren.

Ook het onderwijs heeft bijgedragen aan het onbehagen van de jongen. De uitbreiding van de leerplicht, alle vernieuwingen die vanaf de jaren 90 werden door­gevoerd en de megascholen die toen werden opgericht, zijn allesbehalve in het voordeel van de jongen geweest. Het is geen toeval dat de uitbreiding van de leerplicht gelijk opgaat met de toename van ADHD.

Waarom blijven oplossingen uit om de toename van ADHD een halt toe te roepen? Omdat het geen op zichzelf staande maatschappelijke ontwikkeling is. Ze is stevig verknoopt met andere maatschappelijke ontwikkelingen die zich in de jaren 50 en 60 aftekenden: de verstedelijking, de verwetenschappelijking van de opvoeding, de secularisering, de stijging van de welvaart en de toename van de leerplicht. En met die maatschappelijke ontwikkelingen die in de jaren 70 hun beslag hebben gekregen: de vrouwenemancipatie, de democratisering en de individualisering.

Naast de vrouwenemancipatie 
en de uitbreiding van de leerplicht moet vooral de invloed van de individualisering niet worden onderschat. Want de jongen is 
niet gebaat bij ieder voor zich. 
Hij wil deel uitmaken van de gemeenschap, en dat liefst al op de leeftijd van veertien, vijftien jaar. Dan is hij er klaar voor om 
de maatschappij van dienst te 
zijn. En daarbij heeft hij niets met de emotie­cultuur van tegenwoordig. Hij is niet gebaat bij navelstaren, hij wil helemaal niet zijn gevoelens uiten of zich inleven 
in die van anderen. Hij wil doen en aanpakken en zodoende iets voor de gemeenschap betekenen.

Het debat over het maatschappelijk onbehagen zal volgens mij vooral over (het terugdringen van) het individualisme moeten gaan. Daarbij zou –wat het onbehagen van de jongen betreft– de veel te lange schooltijd als eerste moeten worden aangepakt. Want de jongen gaat dolen als hij zich eerst langdurig als individu moet ontplooien en dan pas zijn plaats in de gemeenschap mag innemen. Hij doet het liever andersom: zich als individu ontplooien in gemeenschapsverband. En dat gemeenschapsverband begint voor hem met een gezins-, familie- en buurtverband.

Kinderen willen (opvoedende) aandacht van hun ouders, familie­leden en anderen. Gebeurt dit niet, dan komt niet alleen het opgroeien tot een evenwichtige volwassene in het gedrang, maar ook het aankweken van een gemeenschapsband. Deze band is vooral voor jongens essentieel om zich betrokken te voelen bij een gemeenschap en in het verlengde daarvan bij de hele maatschappij.

Het helpt niet om het veel­koppige monster van het on­behagen toe te spreken. Beter is het een van zijn vele koppen af te slaan, bijvoorbeeld de toename van ADHD. Dit zal het onbehagen een gevoelige slag toebrengen en de maatschappij ten goede komen.

De auteur is historica en schrijver van ”Jongens zijn ’t. Van Pietje Bell tot probleemgeval”, dat recent verscheen bij Atlas Contact. 
Een uitgebreidere versie van dit artikel is hier te lezen.

Het proefschrift Van hoop des vaderlands naar ADHD’ er - Het beeld van de jongen in opvoedingsliteratuur (1882-2005) is hier gratis te downloaden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer