Dromen over een Nederland zonder abortusklinieken
Of ik nog een droom voor Nederland heb? Als stukjesschrijver van deze krant zou dat eigenlijk wel moeten. Iedere Nederlander kon tot gisteren zijn droom voor ons land insturen naar het Nationaal Comité Inhuldiging. Of zo’n droom wordt verwezenlijkt, blijft even de vraag. De nieuwe koning zal hem in ieder geval niet zomaar kunnen realiseren. Zo veel heeft hij niet in de melk te brokken.
Op de speciale website deeljouwdroom.nl liep het deze week storm. Op het laatst wilden veel landgenoten kennelijk nog hun verlanglijstje presenteren. Veel opzienbarends zit er overigens niet bij. Velen willen een harmonieuze wereld zonder ellende en meer van dat soort onbereikbare idealen. Wie ik miste, zijn theologen. Jammer. Op zijn minst had ik willen weten of zij nog dromen van een volk dat massaal deelneemt aan een kerkelijk landschap waar allerlei kwesties over twee en drie verbonden en vergelijkbare perikelen niet meer spelen.
Ik moet er wel bij zeggen dat er iets mis is met dat woord ”droom”. Dromen zijn niet alleen bedrog, ze zijn per definitie warrig. Allerlei herinneringen, uiteenlopend van sterk tot heel erg vaag, lopen in een droom door elkaar. Meestal is het een grote rommelpot. Om een voorbeeld te noemen: pas droomde ik dat een spreker in de gloed van zijn betoog moest pauzeren voor een sanitaire stop. Iedereen begaf zich plotseling naar een soort gang, waar ik me een weg baande omdat ik de man door de massa wilde loodsen.
Toen ik naderhand mijn droom overdacht, was al snel helder wat ik in de mixer had gestopt. Ik had tijdens een recente avonddienst geboeid geluisterd naar een indrukwekkende preek, bij het uitgaan van de kerk was ik ingesloten door een groot aantal kerkgangers en bij het wakker worden moest ik nodig naar het toilet. Zo vreemd zitten dromen in elkaar.
Wat ik me nog wel heb afgevraagd, is of ik inderdaad ooit over Nederland heb gedroomd. Meestal spelen je dromen zich immers af in je eigen particuliere speeltuintje. Toch kan ik me herinneren dat ik weleens over een grote geopolitieke kwestie heb gedroomd. Het was in de tijd van de communistische dreiging. Rusland was bezig SS-20-raketten te stationeren, die Europa in een nucleair kerkhof konden veranderen. Of dat ooit ging gebeuren, was toen een hoogst actueel thema. Ik zie mezelf nog staan, vanuit het raam kijkend naar het luchtruim waar Russische straaljagers aanvallen uitvoerden op aanpalende gebouwen. „Dus toch”, mompelde ik. „Ze zijn toch gekomen.” De droom was zo sterk dat ik me hem meer dan dertig jaar later nog nauwkeurig weet te herinneren.
Een andere droom over een nationale kwestie had betrekking op abortus. Ik had een bijeenkomst bijgewoond waar prolifemensen opriepen om zich met alles wat in ons was te verzetten tegen de moorden in abortusklinieken. Een van hen was pater Koopmans, het rooms-katholieke boegbeeld van de antiabortusbeweging. Ik droomde vervolgens dat het gezelschap onder aanvoering van genoemde pater met stokken naar een abortuskliniek optrok, om daar bij aankomst te ontdekken dat het gebouw was verdwenen. Iedereen was blij en verwonderd, maar de vraag hoe dat nou toch was gekomen, bleef onopgehelderd.
En ook al zijn dromen bedrog, in dit geval heeft het verhaal zeker een moraal: blijf strijden tegen het kwaad, blijf hopen op een wonder. Vandaar dat ik deze droom toch maar heb ingestuurd. Die stokken moet het comité maar wegdenken, maar als het een handje kan helpen bij het opdoeken van bedoelde klinieken, is het ‘droomproject’ wat mij betreft volledig geslaagd.