Onderwijs & opvoeding

Straatpastor Luc Tanja onder de indruk van creativiteit daklozen

Op straat voelt hij zich als een vis in het water. Hij geniet van het contact met dak- en thuislozen, maar zijn blik reikt verder dan de goot. Zo is de Amsterdamse straatpastor Luc Tanja betrokken bij het nieuwe Liedboek voor de kerken en de website Preken voor de koning. „Ik maak me zorgen of er in ons land plaats blijft voor mensen die afwijken.”

Michiel Bakker

3 May 2013 19:38Gewijzigd op 15 November 2020 03:24
Straatpastor Luc Tanja. Foto RD, Henk Visscher
Straatpastor Luc Tanja. Foto RD, Henk Visscher

Op de zolder van het kantoor van de protestantse diaconie in Amsterdam neemt Tanja (46) plaats aan een stevige houten vergadertafel: forse gestalte, zachte stem, vriendelijke lach. Hij noemt zichzelf een rasoptimist die de wereld van de zonnige kant bekijkt, al zijn de schaduwzijden van het leven hem ook bekend.

Hij zit amper of hij verhaalt al van Rob, een dakloze met wie hij zojuist een gesprek had in de tuin achter het statige pand in het centrum van de stad. De man was door de politie weggestuurd van een plek waar hij –zonder overlast te veroorzaken– sliep. Het is een van de problemen waarmee Tanja als straatpastor wordt geconfronteerd. En waarover hij zich kan opwinden.

Een paar uur eerder ontmoette hij een man die juist opgetogen terugkwam van een rechtszitting. Hij verwacht binnenkort documenten te krijgen waardoor hij na 34 jaar eindelijk legaal in Nederland is. Deze beide ontmoetingen typeren de breedte van Tanja’s werk. „Het ene gesprek was optimistisch. Maar de andere kant is er ook: moeite, ellende, psychiatrie, zaken die misgaan, armoede.”

Hij is mateloos geïnteresseerd in levensverhalen van mensen, maar geniet evenzeer van zijn werkzaamheden voor het nieuwe interkerkelijke Liedboek. En als mede-initiatiefnemer van de website ”Preken voor de koning” daagde hij theologen uit om in de aanloop naar de troonswisseling hún visie op het koningschap te verwoorden.

Mooi om op 30 april 2013 inwoner van Amsterdam te zijn?

„Ja, de stad kleurde helemaal oranje. Er was reden voor feest, maar niet voor enkel een oppervlakkige polonaise. Naast al het mooie dat er is, gaan er dingen mis in dit land. Denk aan de manier waarop we omgaan met migranten. Het is goed dat er ook aandacht was voor zaken die niet goed gaan, al was het voor mijzelf vooral een feestdag.”

Welke ingezonden preek voor de koning sprak u het meest aan?

„Het is lastig één specifieke preek te noemen. Ik vind het mooi dat de bijdragen niet zijn ontaard in een simpel ”leve het koningshuis” of ”leve de republiek”. In de Bijbel staat fundamentele kritiek op koningen én er wordt uitgekeken naar het koninkrijk dat komt. Die dubbelheid kom ik in diverse preken tegen, waarbij het niet verbaast dat Psalm 72 daarbij een grote rol speelt. Daarin wordt de koning op het schild geheven, maar gaat het ook over het opkomen voor de armen.”

Naar welke plek in Amsterdam zou u koning Willem-Alexander graag meenemen?

Na enig nadenken: „Het Vondelpark. Dat is een fascinerende plek, waar de uitersten elkaar raken. Je treft er mensen die veel bezit hebben en daar al dan niet van genieten. Ook de arme kant van Nederland zie je er. Er is een groep die de hele dag rondhangt in het park en er slaapt. Deze mensen, met hun lastige en hun mooie kanten, verwachten iets van de koning, die het leiderschap in dit land representeert: dat hij opkomt voor hen die het moeilijk hebben.”

U schrijft op uw prekensite dat de koning een bijna priesterlijke functie heeft. Hoe kan hij die het beste vervullen?

„Als er zich een ramp voltrekt, laat het staatshoofd zien hoe er moet worden getreurd. Het beeld van Beatrix die met ontzetting rondliep in de wijk die door een vuurwerkramp werd opgeblazen. Ze toonde geen paniek, maar was aanwezig en sloeg een arm om mensen heen. Dat is enorm belangrijk.

Politici beginnen vaak snel met het zoeken van oplossingen of het aanwijzen van schuldigen, maar de koning vervult de rol van trooster. Mijn indruk is dat die kant van het koningschap de laatste jaren belangrijker is geworden. Dat zou met de secularisatie te maken kunnen hebben. De koning als richtingwijzer en trooster heeft iets priesterlijks in zich. Het is een mooie taak.”

Is die bij de nieuwe koning in goede handen?

„Natuurlijk. Hij is een man en een jonger staatshoofd dan we de laatste tijd gewend waren. We hebben hem zien feesten met sporters, soms bijna gênant vrolijk. Maar de sportmensen ervoeren het als authentiek. Iemand die zo kan feesten, kan ook troosten.”

Tanja bestempelt zichzelf als een echt Randstadmens. Hij werd geboren in Den Haag, groeide vanaf zijn zevende op in Zoetermeer en woont sinds 1991 in Amsterdam. Met enige zelfspot: „Ik ben van Zuid- naar Noord-Holland gegaan. Wat dat betreft ben ik niet veel opgeschoten. In de Randstad hoor ik thuis.”

Uw ouders noemden u Lucas Christian. Waarom die namen?

„Ik ben naar mijn oma vernoemd, die ook Luc heette en Lucretia als doopnaam had. Ze was de tweede vrouw van mijn opa; zijn eerste vrouw overleed toen mijn vader drie jaar was. Christian verwijst naar het christelijke karakter van onze familie. Ik kom uit een synodaal gereformeerd gezin. M’n vader –hij werkte als ambtenaar op het ministerie van Sociale Zaken– was voorzitter van de kerkenraad, m’n moeder maakte het koffierooster. Er werd thuis niet veel over het geloof gesproken, maar het was vanzelfsprekend dat je actief was in kerk en samenleving. Dat heeft me gestempeld.”

Wat ziet u als u door Amsterdam loopt?

„Ik zie vooral mensen. Als ik een afspraak heb, probeer ik op tijd te vertrekken, zodat ik ruimte heb als ik iemand tegenkom om een kletspraatje te maken. Ik kijk altijd rond of ik op straat bekenden zie, zoals dak- en thuislozen met wie ik contact heb. Het is een tweede natuur van me geworden.”

Wat valt u op als u al die mensen ontmoet?

„De diversiteit. Ik maak me er zorgen over of er in ons land ruimte blijft voor iedereen, ook voor degenen die afwijken, bijvoorbeeld als ze in een situatie zitten waarin ze slordig wonen. Het is toch gek dat je een boete krijgt omdat je buiten slaapt? Boetes geef je als iemand iets gevaarlijks doet of aanstootgevend gedrag vertoont. Blijkbaar vinden we in Nederland een slapend persoon in de openbare ruimte aanstootgevend, ook als hij geen overlast veroorzaakt. Het heeft geen enkele zin zulke mensen op te jagen.”

Wat raakt u het meest in het contact met dak- en thuislozen?

„Ik ben vaak onder de indruk van de onderlinge solidariteit, dat ze het aan mij doorgeven als ze zich zorgen om elkaar maken. Maar ook van hun verrassende inzichten, creativiteit en talenten. De deelnemers aan onze schrijfclub geven soms prachtige, scherpe observaties van het stadsleven of van hun eigen leven.”

Met wat voor vragen kloppen ze bij u aan?

„Vaak maken we gewoon een praatje, over het weer, voetbal, het koningslied. Als ze met een vraag komen, is het vaak een hulpvraag: Ik zoek onderdak, ik heb eten nodig, of geld. Het kost, zeker bij mensen die zich wat meer aan de rafelrand van de samenleving bevinden, tijd om bij een diepere laag te komen. Dan gaat het bijvoorbeeld over eenzaamheid en –vaak– over schuld, spijt en vergeving.”

Wat kunt u voor hen betekenen?

„Concreet kan ik weinig doen, al benader 
ik soms hulpverleners voor ze, omdat 
ik de weg weet. Verder gaat het vooral 
om presentie, aanwezig zijn, tijd hebben 
om naar hen te luisteren. Ik wil ook een plek bieden met mogelijkheden. Als 
mensen zeggen: We zouden een koor moeten hebben of we willen een feest vieren, dan help ik om daar uitvoering aan te geven.”

Welke rol speelt de Bijbel in uw werk?

„Vorig jaar hielden studenten van de Vrije Universiteit een enquête onder de deelnemers van een van onze groepsactiviteiten. Een van de vragen was: Hoe vaak komt God ter sprake in deze groep? De antwoorden liepen uiteen van ”nooit” tot ”altijd”. Zo verschillend ervaren mensen dat.

Ik heb niet de pretentie te evangeliseren op de manier van: ik heb het goede nieuws –de Bijbel– in m’n rugzak en dat ga ik naar de straat brengen. Terwijl ik met mensen op weg ga doet het goede nieuws zich voor. Jezus is aanwezig en af en toe merken we daar iets van. Als mensen echt iets willen doen met het geloof of de kerk, verwijs ik hen door naar een gemeente. Gelukkig zijn er kerken in Amsterdam die laagdrempelig zijn voor mensen van de straat of uit de gevangenis.”

U zou als straatpastor ook met mensen op zoek kunnen gaan naar wat de Bijbel in hun situatie te zeggen heeft.

„De weerstand tegen God is de laatste jaren afgenomen, maar de weerstand tegen de kerk is bij velen nog steeds groot. Bij sommigen wekt het vertrouwen dat ik straatpastor ben, anderen lopen meteen weg als ze mijn functie horen. Dat maakt mij voorzichtig. Mijn regenpak komt vaker uit mijn tas dan de Bijbel, maar soms gebruik ik die wel, vooral als mensen ernaar vragen.”

U hoort van de moeiten van dak- en thuislozen. Welke moeite stempelt úw leven het meest?

„Ik herken me in veel mensen die verslaafd zijn. In mijn familie is een aantal mensen met alcoholproblemen en ik weet dat ik er zelf ook vatbaar voor ben. In mijn studententijd heb ik een periode te veel gedronken. Het blijft voor mij een risico dat ik te veel eet of drink, dat ik in verslavingsgedrag verval. Daar moet ik op letten. Op dit punt ga ik een beetje mank, maar het is niet dramatisch.” Hij lacht even. „Dat is weer de optimist in mij.”

U bent betrokken bij het nieuwe Liedboek. Wat motiveert u om zich met het kerklied bezig te houden?

„Ik vind het boeiend om met teksten bezig te zijn. Toen ik een advertentie zag waarin mensen werden gevraagd om mee te werken aan de samenstelling van het nieuwe Liedboek, heb ik gesolliciteerd, en ik ben aangenomen. Ik zat in de werkgroep die de teksten en de gebeden heeft geselecteerd die in de nieuwe uitgave komen.”

Hoe belangrijk is zingen voor u?

„Ik zing graag. Het is een manier om tot rust te komen en mijn gedachten te ordenen. Samen zingen in een koor is ook erg leuk. Ik doe dat met ons daklozenkoor De Straatklinkers. We zingen negrospirituals zoals ”Go down Moses”, Amsterdamse volksliederen en shantyliederen. Regelmatig treden we op, bijvoorbeeld eind deze maand bij de presentatie van het nieuwe Liedboek. Ook zing ik mee in het vocaal theologenensemble, een projectkoor dat vooral klassieke werken uitvoert.”

Hoe komt u verder tot rust?

„Op mijn zeilboot. Als ik over de reling aan boord stap, ga ik een grens over. Dan ben ik los van andere zaken en heb ik het idee onbereikbaar te zijn, al werkt dat met mobiele telefoons natuurlijk niet echt zo.

Ik ga graag het IJsselmeer op. Mijn vrouw en ik hopen komende zomer weer naar Engeland te gaan. Als we met ons bootje van 8,5 meter uit de haven van IJmuiden vertrekken, kijken mensen ons vaak meewarig aan: „We weten dat je er de Noordzee mee kunt oversteken, maar hij is toch wel erg klein.” De Engelsen kijken daar anders tegenaan. Als we aankomen, zeggen ze: „U hebt een mooi jacht om de Noordzee over te gaan.” Dat blijf ik leuk vinden.”


Levensloop Luc Tanja

Luc Tanja (1966) wordt geboren in Den Haag. Hij studeert politicologie (Leiden) en godgeleerdheid (Amsterdam). Vanaf 1991 woont en werkt hij bijna twintig jaar in de christelijke leefgemeenschap Oudezijds 100 in Amsterdam, die mensen opvangt die het (tijdelijk) niet op eigen kracht redden.

In 2011 treedt Tanja als straatpastor in dienst van de protestantse diaconie in de hoofdstad. Hij neemt onder meer het initiatief voor de Straatvogels, een project van twitterende daklozen, en stuurt een schrijfclub en een daklozenkoor aan.

Tanja is getrouwd. Hij woont in de Spaarndammerbuurt en is lid van de protestantse Nassaukerk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer