Nico de Waal, uitgever voor elke kerkelijke kleur
Hij formuleert voorzichtig, aarzelt om zichzelf op de voorgrond te stellen. Maar de koers die Nico de Waal vaart, tussen traditie en vernieuwing, komt voort uit een diepe overtuiging.
Er bestaat een helder onderscheid tussen de persoonlijke opvattingen van Nico de Waal en zijn beleid als directeur van Boekencentrum Uitgevers. „In de keuze van wat ik uitgeef ben ik niet zelf de norm. Ik pleit voor breedte, ik wil boeken bieden voor verschillende geloofspraktijken.”
Hij is de uitgever van alle mogelijke zangbundels en liedboeken, van de ”Gele Bundel” –bekend binnen de Gereformeerde Gemeenten– tot ”Op toonhoogte”, ”Zingend geloven” en het ”Liedboek voor de kerken”. Hij kent de wereld van dominees en theologen van binnenuit: niet alleen was hij synodelid en bestuurslid van diverse organisaties binnen de Protestantse Kerk in Nederland, hij is ook directeur van de uitgeverij die vanouds nauw met die kerk verbonden is: nog altijd is de PKN de enige aandeelhouder.
Daar komt bij dat hij boeken uitgeeft van Alister McGrath en Dietrich Bonhoeffer, Bram van de Beek en Wim Dekker, en vele anderen. De ”Christelijke dogmatiek” van de hoogleraren Van den Brink en Van der Kooi is op zijn initiatief tot stand gekomen en hij is nauw betrokken bij het nieuwe ”Liedboek” voor kerk en gezin, dat volgende maand door een samenwerkingsverband van drie uitgeverijen –Boekencentrum, Jongbloed en Kok– op de markt wordt gebracht.
Wat voor liederen zingt u zelf het liefst?
„Elke traditie heeft haar eigen kracht en zwakte. Maar als ik voor mezelf moet spreken: ik houd het meest van het klassieke, confessionele liedboeklied. We zongen onlangs, in de lijdenstijd, lied 481: „Wij danken U, o liefde groot, dat Christus is gekomen. Wij hebben in zijn stervensnood Uw diepste woord vernomen.” Dat zijn toch zinnen…”
Hebt u bewust voor het werk als uitgever gekozen?
„Ik begon in de accountancy, maar heb al snel de stap naar het onderwijs gezet: tien jaar heb ik economie gegeven. En nu, in de uitgeverij, kan ik het ideële en het commerciële combineren. Ik sta open voor de vraag hoe je vanuit een diep besef van geloof en verantwoordelijkheid je arbeidzame leven vult.”
U bent deze maand 25 jaar uitgever. Bent u in de loop van de tijd veranderd?
„Ik heb ontdekt dat theologie en geloof breder zijn dan ik aanvankelijk dacht. Ik begon vanuit een zekere stijfheid, en langzamerhand heb ik meer openheid en gevoeligheid ontwikkeld voor de vragen die nu leven. Ik zie steeds meer dat er twee mogelijkheden zijn om te reageren op veranderende tijden: je vlucht in een krampachtig vasthouden van wat er is, óf je toont openheid naar nieuwe ontwikkelingen.”
Het lijkt erop dat u vernieuwing beter vindt dan behoudzucht.
„Als behoudzucht leidt tot een houding van nietsdoen, heb ik daar moeite mee.”
Wordt u er kwaad om?
„Ik ben inmiddels wijs genoeg om niet kwaad te worden. Maar het kost mij moeite om er blijvend begrip voor op te brengen. Ik wil niet eenkennig zijn. Als mensen dierbaar doen over vroeger, zeg ik altijd: God heeft niet gewild dat ik tóén leefde, maar nu.”
Is traditie niet belangrijk?
„De traditie is zeer waardevol, dat wil ik niet ontkennen. Maar we moeten die traditie wel actualiseren, en toetsen aan de werkelijkheid van vandaag. Geloofspraktijk is niet iets wat buiten de tijd staat. Je wordt gevormd door je geschiedenis en door de context waarin je leeft.”
Hoe ziet die context er in uw geval uit?
„Ik voel me best op m’n gemak in mijn kerkelijke omgeving –hervormd Waddinxveen– maar er moet wél openheid blijven. In de lijn van Van Ruler: Houd het raam open, zodat er windvlagen van de Geest binnen kunnen komen.”
Ook in uw eigen leven is er sprake van een ontwikkeling.
„Ik ben afkomstig uit Alblasserdam, mijn ouders waren lid van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, maar ik moet erbij zeggen dat ze liberaal waren in hun opvoeding. Mijn vader had een vleeswarengroothandel, mijn moeder deed de administratie. Zelf ben ik op zestienjarige leeftijd lid geworden van de hervormde gemeente in Alblasserdam.”
Hoe vonden uw ouders dat?
„Ze hebben hun kinderen en kleinkinderen op hun verschillende sporen steeds gevolgd. Niet altijd zonder kritiek, maar wél met betrokkenheid. Waar hun kleinkinderen ook gedoopt werden of belijdenis deden, mijn ouders waren erbij. Bij belijdenisdiensten bestelden ze bij mij altijd een Rembrandtbijbel om cadeau te geven.”
Hebt u die houding overgenomen, ten opzichte van uw eigen kinderen?
„Ik ben dankbaar dat onze vier kinderen allemaal leven vanuit een betrokkenheid op geloof, gemeente, kerk en samenleving. Zij doen het weer op hun manier. Ik heb een dochter die voorzitter van de diaconie is, een dochter die met hart en ziel haar werk als onderwijzeres doet, een zoon die bijna gepromoveerd is als theoloog en de gemeente in wil, en een dochter die ver gevorderd is met haar opleiding tot predikant.”
Hoe gaat u met verschillen in opvatting om?
„Ik vind dat je als ouders nieuwsgierig moet blijven naar je kinderen, wie ze zijn, wat ze denken. Je kunt je voorstellen dat de visie op vrouwen in het ambt in huize De Waal wel tot nieuwe vragen heeft geleid.”
Bent u daardoor veranderd?
„Ik heb vroeger soms stellige standpunten verkondigd: de vrouw in het ambt is een brug te ver. Ik ben nu minder stellig. Ik respecteer de geschiedenis en de traditie, maar de belangrijkste vraag is toch of we in het spoor van de Geest gaan. We moeten maar heel voorzichtig zijn met onze uitspraken daarover.”
Dus u maakt momenteel geen keuze?
„Er zijn twee lijnen in de Bijbel: enerzijds de teksten van Paulus die geen ruimte lijken te bieden voor vrouwen in het ambt –waaraan wel erg veel gewicht is gegeven–, anderzijds de teksten die nadruk leggen op het ”in Christus is noch man noch vrouw”. De vraag is wat je het zwaarst laat wegen, en orthodoxe christenen zijn gehouden die vraag te beantwoorden. De generatie ná ons kan er niet meer omheen. In onze gemeente kan ik zo vier ouderparen aanwijzen met dochters die ambtelijke verantwoordelijkheid dragen binnen de kerk.”
Hoe vertalen zulke gedachten zich naar uw werk als uitgever?
„Ik zou graag een aantal mensen die ik als erflater beschouw, willen verleiden tot het schrijven van een theologische biografie. Wie was je vroeger, toen je jong en overtuigd was, hoe heb je in de loop van je leven keuzes gemaakt, wat is er veranderd en wat niet? Wat kun je missen en wat niet? Welke adviezen leg je neer voor komende generaties, en hoe blijft het klassieke christelijke geloof levend in een nieuwe tijd?”
Is deze tijd anders dan andere tijden?
„We leven in een periode waarin veel verandert. Verstedelijking, segregatie, nieuwe leefpatronen. Het is heel moeilijk om bij dat alles een besef van het hogere, het transcendentale te houden – dat wordt steeds meer weggedrukt. Je kunt dat zien als een aanval van de duivel, maar ik denk dat het vooral te maken heeft met hoe we zelf leven. We doen het zelf, we ondergaan het niet.”
Ervaart u dat zelf ook zo?
„Ik merk dat ik de sporen van de tijd draag, ik voeg me makkelijk, sta open voor nieuwe vragen, al ben ik geen actievoerder. Maar ik geloof in de blijvende betekenis van het Bronboek. Ik gelóóf daarin.”
U hebt een ernstige aandoening gehad, acht jaar geleden.
„Toen werd bij mij een forse melanoom geconstateerd, ik moest meteen geopereerd worden. Ik vroeg nog of het niet wat later kon, want we stonden op het punt om met vakantie te gaan. „Meneer”, zei de dokter, „u hebt het nog helemaal niet begrepen.” Toen pas drong het geleidelijk tot me door wat het betekende. De weken daarna waren zwaar. Ik voelde me eenzaam, verlaten. Mijn dochter zou gaan trouwen en ik moest een nieuw pak kopen, maar ik dacht: een nieuw pak, hou toch op!”
Wat betekende het geloof in die periode voor u?
„Die eerste zondag nadat dat gebeurd was preekte de oude dominee In ’t Veld uit Ede bij ons. Het ging over Psalm 56:4: „Op de dag dat ik vrees, vertrouw ik op U.” Ja, nou wordt het toch nog een bevindelijk verhaal, want ik begreep toen ook dat je kunt ervaren dat God tot je spreekt. Ik hoop dat de hele gemeente zich gezegend heeft geweten in die preek, maar voor ons was dat in elk geval zo.
We lazen juist ook in die weken een aantal bijdragen van Hans Mudde in het dagboek ”Verborgene die bij ons zijt”. De bijbehorende Bijbellezingen waren precies to the point. Je kunt zeggen, daar is een psychologische verklaring voor, dat zal ook wel zo zijn. Maar tegelijk geloof ik ook dat het echt waar was. Achteraf zeg ik: dat geloof heeft er gezeten, en als het beproefd wordt ontdek je dat het waar is, dat het er echt is.”
Bent u inmiddels genezen verklaard?
„Ik moet nog elk jaar naar Leiden voor controle, zoiets kan terugkomen. Maar tot nu toe gaat het goed.”
Heeft het uw leven veranderd?
„Het heeft een enorme impact gehad, maar ik ben voorzichtig met grote uitspraken. Ik voel me vooral dankbaar. Pas heb ik een vergadering geopend met de geschiedenis van Kaleb. Dat moet je lezen, Kaleb zegt simpelweg: Ik geloof de belofte van God. De meerderheid van het volk wil een heel andere kant op, maar Kaleb staat op en zegt: God heeft het anders beloofd. Later, als het volk Israël na veertig jaar in de woestijn eindelijk in het beloofde land aangekomen is, blijkt hij nog steeds een vitale, wijze, gelovige man te zijn. Dat is wat ik graag zou willen, als Kaleb zijn.”
Hoe ziet u de toekomst?
„Ik hoop dat ik getuige mag zijn van de ontwikkeling van mijn kinderen en kleinkinderen, dat ik samen met Marja, mijn vrouw, gezond ouder mag worden. En dat ik als uitgever en bestuurder nog het een en ander betekenen kan. Ik ben nu 59, ik voel me nog niet uitgewerkt.”
Uitgeverijen en boekhandels hebben het moeilijk, is er wel toekomst voor het boek?
„Mensen kopen minder, lezen minder. Iets van de vluchtigheid van het leven dringt ook door in de boekenwereld. De tijd dat er regelmatig dikke boeken verschenen lijkt voorbij, mensen kopen liever dagboeken, Bijbelstudieboekjes, dat soort dingen.”
Toch hebt u van de ”Christelijke Dogmatiek” 4000 exemplaren verkocht.
„Ik denk dat alle predikanten uit de hele breedte van de kerk dat boek hebben aangeschaft. Er is dus wel belangstelling voor dit soort boeken, maar ze bereiken niet altijd de gewone man. Soms ben ik wel bezorgd over de ontlezing. Misschien moeten we in de toekomst, bij gebrek aan boekhandels, op zondag wel een boekentafel in de kerk neerzetten.”
Lezen hoort bij gemeente-zijn?
„Het risico bestaat dat de christelijke gemeente te laat ontdekt dat ze veel content niet tot zich genomen heeft. Bij gemeente-zijn hoort inhoud, toerusting. Maar mensen laten zich minder vormen dan vroeger. Toch ben ik geen cultuurpessimist. Zoals ik zei, ik geloof in de blijvende betekenis van het Bronboek, en in de vitaliteit van de gemeente.”
Levensloop Nico de Waal
Nico de Waal (Alblasserdam, 1953) was achtereenvolgens assistent-accountant, docent economie en uitgever. Sinds 1990 is hij directeur van Boekencentrum BV, waar hij in 1988 als adjunct begon. Hij vervulde vele bestuursfuncties, was voorzitter van de christelijke boekenbrancheorganisatie CLK/BCB en lid van de generale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. Momenteel is hij GZB-bestuurslid en voorzitter van de algemene kerkenraad van de hervormde gemeente Waddinxveen. Als directeur van de BV Liedboek is hij het gezicht van het nieuwe ”Liedboek” voor gezin en kerk. De Waal is getrouwd, heeft vier kinderen en vier kleinkinderen.