Jijen en jouwen in koningslied is gebrek aan beschaving
Nu het koningslied een herkansing krijgt, moet er toch nog maar iets méér over worden gezegd. Vooral dit: verwerping ervan is niet een kwestie van smaak zoals wel wordt beweerd (wordt niet álles vandaag de dag afgedaan met „smaken verschillen?”). Zo is het veelvuldig „jijen en jouwen” in de tekst meer een zaak van gebrek aan beschaving.
En daarom is Willem-Alexander gewaarschuwd: hij dreigt te worden overgeleverd aan een volk dat enkel nog „willempies” duldt. Het lied komt neer op het omhalen van een standbeeld – al presenteert het zich als een lofzang. Ons wij-gevoel waarvoor we de Oranjes zo nodig zeggen te hebben, ontaardt hier in een dusdanig innige omhelzing dat er van heel die koning niets overblijft dan een gewone Hollandse jongen: Willem is van óns, want hij is áls een van ons. Van een ”tegenover” dat een vorst vanouds ook belichaamt, lijkt niets over.
Hoe kan het toch dat een Oranjevorst door een groot deel van het Nederlandse volk zó naar beneden wordt gehaald? Wat de Canadese filosoof Charles Taylor schrijft in zijn boekje ”De malaise van de moderniteit” werpt hierop enig licht.
Vroeger, zo stelt Taylor, waren status en eer direct verbonden aan een vaste sociale orde, dat is een orde die iedereen vanzelfsprekend achtte. Wat iemands identiteit was, werd bepaald door zijn of haar sociale positie, iemands plaats in de hiërarchie. Ook zoiets als koninklijke eer kwam uit die orde voort. ”Eer” is echter verbonden met ongelijkheid, met bevoordeeld zijn. Mét de ineenstorting van de vaste sociale hiërarchieën (tijdens de Franse Revolutie) kwam er tegenover eer een ander begrip te staan: waardigheid, maar dan gebruikt in egalitaire zin, want iedereen deelde erin. Waardigheid, zegt Taylor, was het enige wat als verenigbaar werd gezien met een democratische maatschappij en het was daarom onvermijdelijk dat het oude begrip eer op de achtergrond zou raken.
Uitingen van gelijke erkenning zijn sindsdien van wezenlijk belang geworden voor de democratische cultuur. „Iedereen moest meneer, mevrouw worden genoemd in plaats van sommige mensen heer of vrouwe, en anderen moest je gewoon bij hun achternaam kunnen noemen, of, nog vernederender, bij hun voornaam.”
Dat proces heeft zich sindsdien verder geradicaliseerd. Niet wat historisch, religieus of traditioneel gezag claimt, wordt nog gezien en geëerd, maar juist het tegenovergestelde: dat wat authentiek en origineel is levert sociale status op. Overigens gaat dat niet vanzelf, daar moet voor geknokt (lees: voor geëtaleerd en geshowd) worden.
Ziehier een schets van het geestelijk klimaat waarin Willem-Alexander koning wordt. Sommige gasten zullen volgende week om die reden de kersverse vorst met een meewarige blik aankijken. Als ze komen, zullen twee dat zeker doen: de Bhutaanse koning Namgyel Wangchuck –een goede vriend van Willem-Alexander– en de Japanse kroonprins Naruhito. En dat is omdat hun hoge ambt nog wél stevig is verankerd in een cultuur waarin sprake is van sociale hiërarchie, gebaseerd op verleden, religie en traditie.
In zijn studie ”Polity, Kingship and Democracy, a biography of the Bhutanese state” haalt Sonam Kinga alles uit de kast om de Bhutanse koning neer te zetten als een dharmakoning, een dharmaraja, dat is een belichaming van wereldlijk én geestelijk (boeddhistisch) gezag, die geen last heeft van inperking door de parlementaire democratie die Bhutan in 2006 invoerde.
De Japanse kroonprins Naruhito komt uit een cultuur die doordrenkt is van het confucianisme en door traditionele familiewaarden waardoor sociale hiërarchie hoog in het vaandel staat. De sociale code van ”sempai en kohai”, respect voor ouderen (sempai) door jongeren (kohai), is daarvan slechts één voorbeeld.
Laten we hopen dat Willem-Alexander zich met behulp van ons verleden en onze traditie weet los te maken uit de jij-en-jouw-omhelzing zoals vertolkt in het koningslied, want in deze iedereen omlaaghalende cultuur heeft de monarchie geen toekomst.
Reageren? buza@refdag.nl