Onderwijs & opvoeding

Onderwijswezen: kinderen tussen wal en schip

Huiswerkbegeleiding, kleine klassen voor leerlingen die extra zorg nodig hebben, een speciale normering met kinderen voor dyslexie. Op allerlei manieren kunnen leerlingen tegenwoordig extra begeleiding krijgen. Toch vallen er in de praktijk kinderen tussen wal en schip.

Neline Boogert-Floor

23 April 2013 21:01Gewijzigd op 15 November 2020 03:14
Foto ANP
Foto ANP

In januari dit jaar plaatst Wilma Klein een noodkreet op Facebook over haar neefje Sjoerd, die al vanaf september niet naar school kan. Voor Sjoerd lijkt geen enkele school te passen. De jongen, een tiener met een bovengemiddeld IQ, heeft een autistische stoornis.

„Door ongelooflijk hard te werken en de juiste begeleiding op een dorpsschool krijgt hij aan het eind van de lagere school een havo/vwo-advies”, aldus Klein. „Na de nodige omwegen, strubbelingen en tegenstrijdige adviezen begint hij inderdaad op het vwo.” In de tweede week van het nieuwe schooljaar krijgen zijn ouders echter te horen dat de school toch niet geschikt voor hem is. Sinds die tijd zit Sjoerd thuis. Zijn moeder doet volgens Klein haar uiterste best om een school voor hem te vinden, maar voor onderwijs op zijn niveau kan hij nergens terecht.

Volgens Klein is Sjoerd lang niet de enige die tussen wal en schip valt. Ze wijst op de zeilbroertjes, twee hoogbegaafde tieners met dyslexie die vanaf 2011 niet meer naar school gaan omdat ze nergens terechtkunnen. De jongens vertrokken vorig jaar zomer voor een zeilreis door Europa. Tijdens hun tocht volgen ze afstandsonderwijs via lespakketten van de Wereldschool, iets wat binnen de Nederlandse landsgrenzen niet kan.

Knokken

Een oproep in het Reformatorisch Dagblad levert geen voorbeelden van onderwijswezen op. Wel reageert Marjolein Taal, een 46-jarige moeder uit Voorburg. Hoewel haar kinderen nooit thuis hebben gezeten, kan ze zich goed voorstellen dat er veel onderwijswezen zijn.

Haar zoon Wouter bleek in groep 3 al moeite met lezen te hebben, vertelt ze. „Uiteindelijk werd in groep 8 een aantal leerlingen uit zijn klas getest op dyslexie, maar hij was daar niet voor geselecteerd.” Ondertussen vermoedde Taal al jaren dat haar zoon dyslectisch was. „Uit de NIO-eindtoets van de basisschool bleek dat hij heel intelligent is. Maar door die dyslexie had hij moeite met alle vakken waarvoor hij moest lezen. De school vond dat hij maar naar het vmbo moest. Maar hij zou gemakkelijk havo/vwo kunnen.”

Ook op de middelbare school werd de dyslexie van Wouter niet onderkend. „Dat komt doordat hij intelligent is. Daarmee compenseert hij de dyslexie en valt die niet op”, aldus Taal. Ze vermoedt dat de school liever niet te veel dyslectische leerlingen wil, omdat hij daardoor lager scoort in kwaliteitslijstjes. „Heeft een school veel kinderen met leerproblemen, dan komt hij minder hoog in de ranking. Dat wil hij natuurlijk niet.”

Halverwege het jaar moest Taal op school komen voor een gesprek. „Toen zeiden ze: Er is nog een andere school in de buurt; ga daar maar heen. Zijn prestaties en gedrag waren niet goed genoeg.” Volgens Taal kwam dat echter doordat hij door de jaren heen gefrustreerd was geraakt. „De NIO-toets liet zien dat hij vwo zou kunnen, maar dat vraagt van school natuurlijk wel begeleiding. En die kreeg hij niet.”

Dus ging ze op zoek naar een andere school. „Maar hier in de buurt waren in die tijd net twee scholen gesloten. In de plaats daarvan was een gymnasium neergezet. Dus andere scholen voor havo en vmbo zaten allemaal overvol. Er was gewoon nergens plek.”

Uiteindelijk konden ze terecht bij een school in Rotterdam-Zuid waar hij 2havo kon gaan doen. Via de school kreeg Wouter begeleiding van een zorgcoördinator. „Na anderhalf jaar kwam ik erachter dat zij helemaal niets wist van dyslexie. Toen ik naar de website van de school ging om daarover een klacht in te dienen, ontdekte ik daar dat de school onlangs een dyslexiecoach had aangesteld. Ik gaf aan dat ik met die coach in gesprek wilde. Maar dat mocht niet. Wouter was namelijk al onder behandeling van de zorgcoördinator.” Uiteindelijk deed hij examen op het vmbo.

Regie

Ook bij haar zoon Daniël, die nu in groep 8 zit, zag Taal al vroeg duidelijke signalen van dyslexie. „Maar nu gaan wij niet meer afwachten of de school iets doet. We hebben hem zelf laten testen op dyslexie, op onze kosten. Via het dyslexie-instituut kreeg hij een daisyspeler, een apparaat dat teksten voorleest. Maar de juf weet niet eens hoe het werkt. En hij krijgt schoolboeken mee naar huis zodat hij zaakvakken van tevoren kan voorbereiden. Alleen geeft de juf niet door wat er behandeld wordt in de les, dus dan wordt het natuurlijk lastig. De school heeft een jaar geleden ook een programma aangeschaft waarmee je kunt lezen met wat er gezegd wordt. Maar dat werkt nog niet. Het kan nog niet worden aangesloten op het systeem.”

Taal heeft weinig vertrouwen meer in het onderwijs. „Met Wouter is het zo in de soep gelopen. Dat laat ik niet meer gebeuren. Ik volg nu zelf allerlei cursussen om te leren hoe ik mijn kind moet begeleiden. Anders gebeurt het gewoon niet. Ze willen wel leren, maar ze nemen het nu eenmaal op een andere manier op dan andere kinderen.”

Met Daniël heeft ze onder meer een speciale lesmethode doorgewerkt die het Engels toegankelijk maakt voor dyslectische kinderen. „Allemaal in de hoop dat hij een goede basis heeft als hij straks op de middelbare school gaat beginnen.” Welke school dat wordt, weet ze nog niet. „Ik sta nu te boek als lastige ouder. Als ik een middelbare school bel, merk ik dat ze al precies weten wie ik ben. Dat wordt gewoon doorverteld. Maar dan ben ik maar een lastige ouder. Ik wil gewoon dat Daniël straks een plekje krijgt waar hij past.”

Dit is het eerste deel in een tweeluik over onderwijswezen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer