„De buitenlandse pers is er ook bij”
„Ook de buitenlandse kranten schrijven nu over de kwestie van Mabel Wisse Smit en de topcrimineel Klaas Bruinsma”, schalde het radionieuws twee weken geleden. Niet wát de buitenlandse pers schreef, maar dát ze schreef was nieuws. Het ultieme bewijs dat er een ’zaak’ was.
Logisch ook, want de buitenlandse pers heeft alleen aandacht voor belangrijke zaken in Nederland, zoals de Watersnoodramp in 1953, de moord op Fortuyn in 2002 en dan nu ”Mabel-gate”. De Watersnoodramp in 1953 kreeg bijvoorbeeld veel aandacht in de buitenlandse pers. En dertien jaar eerder al werd de Duitse inval in Nederland in Londen gevolgd door het terugtreden van premier Chamberlain om plaats te maken voor de onvergetelijke Churchill.
Buitenlandse aandacht doet ons goed. Blijkbaar is ons nationale zelfrespect zo klein dat we anderen nodig hebben om ons boven dijken en tulpen uit te tillen. We willen immers geen volk op klompen zijn, maar een wereldnatie. Bij belangrijke gebeurtenissen in Nederland maken kranten en tv-stations maar al te graag ruimte om te laten zien hoe internationale media omgaan met ons nationale leed.
In discussies komt de uitspraak: „In het buitenland doet men dit of dat al lang”, ook altijd goed over. En premier Balkenende dacht vorige week „internationaal” voor de dag te kunnen komen met zijn sociaal akkoord.
Beroep op „buitenlandse wetenschappers” heeft groot gezag. „Buitenlandse deskundigen” mochten zich enkele jaren geleden buigen over de problemen bij de Westerscheldetunnel, en daarmee was al veel vertrouwen gewonnen. „Buitenlandse deskundigen” werden aangevoerd door de commissie-Oosting, die de vuurwerkramp in Enschede onderzocht. „Buitenlandse deskundigen” mochten twee jaar geleden bevestigen dat er op Texel een nieuw bloempje was gevonden (het draadfonteinkruid), en toen twijfelde natuurlijk niemand meer.
En zeg nu niet dat Enschede zo dicht bij de Duitse grens ligt, dat er misschien gewoon een paar ingenieurs uit de buurt langs zijn geweest. Of dat de Westerschelde vanuit België beter bereikbaar is dan vanuit Rotterdam, want buitenlandse specialisten weten gewoon veel meer dan binnenlandse - dat begrijpt iedereen.
Interessant is dat Nederland op zijn beurt vanuit het buitenland weer tot de internationale sferen hoort. Enige tijd geleden stelde Oliver Letwin, een politicus van de Britse Conservatieve oppositie, Nederland als voorbeeld voor een aspect van het asielbeleid. Terwijl in ons lieve vaderland de laatste jaren over weinig meer is gemopperd dan over het vreemdelingenbeleid.
De Britse kroonprins Charles verwees onlangs ook naar andere landen. Het moderne onderwijsprogramma verdoezelt de grote Britse schrijvers, zoals Shakespeare, Milton en Wordsworth. „Kunt u zich voorstellen dat de Duitsers, de Fransen of de Russen hun eigen grote literaire erfenis negeren?” zo vroeg de Prince of Wales zich af. Nota bene, de landen van de grote revoluties die waren bedoeld met de geschiedenis af te rekenen, worden hier als voorbeeld gesteld voor het respect voor de nationale „erfenis.” En Duitsland heeft het er niet veel beter afgebracht. Nee, dan Charles’ Engeland, daar zie je op elke straathoek dat men daar niet houdt van innovatie. Hoe kan het ook anders in een land met een monarchie die teruggaat tot 1066.
Het beroep op het Grote Buitenland is dus steevast fragmentarisch en daarom vatbaar voor allerlei retoriek en manipulatie.
Is het een alternatief ons af te sluiten voor de rest van de planeet? Dat vraagt wel wat. Dan drinken we geen koffie meer en moeten ook onze Japanse auto’s van de weg. Het gaat erom dat we onze nationale zelfbewustheid niet afmeten aan wat anderen van ons vinden. Op de hele wereld is de mensheid immers even beperkt als in Nederland.