Analyse: afschaffen blasfemiewet belangrijk signaal
DEN HAAG. De Tweede Kamer heeft dinsdag een eind gemaakt aan het verbod op smalende godslastering. Voor christelijke partijen hoe dan ook een belangrijk signaal.
„Wat is je winst als dit bij anderen tot verdriet leidt?” Uit die vraag die CDA-woordvoerder Oskam vorige week voorlegde aan de Kamerleden Schouw (D66) en De Wit (SP) sprak vooral onbegrip. Schouw en De Wit bleven gemakkelijk op de been in het afsluitende debat over hun voorstel om het verbod op smalende godslastering af te schaffen. Zelfs zo gemakkelijk dat de eindstemming over de initiatiefwet dinsdagmiddag niet meer was dan een formaliteit.
Een soortgelijke vraag als die van Oskam had SGP-Kamerlid Van der Staaij, die verwees naar de Raad van State. Dit gezaghebbende adviesorgaan waarschuwde de initiatiefnemers al op 26 januari 2010 dat de vraag of een verbod van godslastering moet of kan voortbestaan, „niet door harde grondrechtelijke grenzen wordt beslist.” In het finale debat zal de Kamer de doorslaggevende criteria buiten het juridische domein moeten zoeken, waarschuwde de Raad als het ware. Terecht, zo bleek vorige week.
Christenen denken ten onrechte dat de blasfemiewet hun diepste gevoelens beschermt, was de redenering uit de oude doos waarop De Wit uiteindelijk terugviel. Daarvoor ligt de bewijslast voor opzettelijke godslastering nu eenmaal te hoog. Hét doorslaggevende argument dat, de waarschuwing van de Raad van State ten spijt, in de Kamer te berde werd gebracht, was zodoende toch juridisch. De klassieke discriminatie- en beledigingsverboden (neergelegd in artikel 137 van het Wetboek van Strafrecht) bieden christenen afdoende bescherming; de blasfemiewet (artikel 147) is een tandeloze tijger en kan worden afgeschaft.
Die redenering kan echter ook worden omgedraaid, en uitgerekend daar zit het verdriet waarover Oskam sprak. Als de blasfemiewet dan toch geen juridische blokkades opwerpt voor de vrijheid van meningsuiting, waarom dan zo veel werk gemaakt van het afschaffen daarvan?
In 2004, na de moord op Van Gogh, strandde de afschaffing van de blasfemiewet omdat deze zou kunnen worden uitgelegd als verkeerd signaal aan moslims. Dat was een even weldoordachte als pragmatische keus. In 2010 omdat de VVD de CDA en de SGP, die de levenseindekliniek en de verruimde regels rond embryoselectie al hadden moeten slikken, wilde ontzien. Een kwestie van wellevendheid.
Pragmatisme en coulance jegens een christelijke minderheid kunnen het politieke spel rond de afschaffing van de blasfemiewet anno 2013 niet langer dicteren. Dat is een signaal. Dat het schrappen van de wet het vervolgingsbeleid van justitie niet zal beïnvloeden, geven CDA, CU en SGP de seculiere Kamermeerderheid graag gewonnen. Dat doet niets af aan de conclusie waarmee Oskam vorige week afrondde: bij huize Schouw, huize De Wit en huize Van der Ham kan de vlag vandaag uit.