Spotlight: ”Vijftig tinten grijs” krijgt concurrenten
Na ”Vijftig tinten grijs” verschijnen er stapels boeken van hetzelfde kaliber. Huisvrouwenporno. Daarmee houdt de Nederlandse boekhandel zichzelf nog een beetje overeind.
Moet je niet een keer schrijven over ”Vijftig tinten grijs”? Als iemand mij vorig jaar die vraag stelde, zei ik: „Nee, daar heb ik geen zin in. Trouwens, hoe moet ik zo’n boek voor een RD-publiek bespreken? Zulke dingen kun je ook negeren.”
Misschien dacht ik dat de hype gauw zou overwaaien. Maar ik vergiste me. Inmiddels zijn er alleen al in Nederland bijna 2 miljoen exemplaren van de drie ”Vijftig tinten”-delen verkocht, en wereldwijd meer dan 70 miljoen. Meer dan een halfjaar stonden de boeken bovenaan op de wekelijkse lijst van bestverkochte titels in Nederland – en trouwens ook in de Verenigde Staten en tal van andere landen, want de tekst is intussen in zo’n vijftig verschillende talen verkrijgbaar.
Het mechanisme dat hier aan het werk is, werd door ”Vijftig tinten”-uitgever Mai Spijkers in de Volkskrant treffend verwoord: „Als iets succesvol is, wordt het steeds succesvoller; iedereen wil het lezen, omdat iedereen het leest.”
Zodoende bezitten de Nederlandse bibliotheken stuk voor stuk tientallen exemplaren, en die zijn voortdurend allemaal uitgeleend. Sterker: dat veel Nederlandse boekhandels vorig jaar het hoofd nog nét boven water gehouden hebben is aan deze boeken te danken – ze trokken mensen naar de winkel die anders nooit een boek kopen. Des te erger voor de christelijke boekhandels: die deden het in 2012 slechter dan de seculiere, enkel en alleen omdat ze geen ”Vijftig tinten” verkochten.
Dus toen ik vorige week een mailtje kreeg van een serieuze RD-lezer van middelbare leeftijd, iemand van wie ik zeker weet dat hij nooit een dergelijk boek ter hand zou nemen, ging ik nadenken. „Misschien een wat vreemde vraag”, schreef hij, „maar zou jij eens aandacht kunnen besteden aan die ”Vijftig tinten”-boeken?”
Toen viel er niet meer aan te ontkomen, want hij had uiteraard gelijk: je kunt deze boeken inhoudelijk best negeren, maar ze hebben wél een trend ingeluid. Als je zomaar een boekhandel binnenloopt tref je stapels nieuwe titels die met het succes van”Vijftig tinten” willen meeliften. Blijkbaar zijn uitgevers, happig op verkoopsucces, snel aan het zoeken geslagen naar vergelijkbare boeken in het buitenland, en nu komen ze allemaal tegelijk met vertalingen: Sylvia Day, Lucinda Carrington, Indigo Bloome, Sophie Morgan, noem maar op.
Of die nieuwe titels ook echt gaan verkopen is de vraag. Het verschijnsel deed zich immers ook voor bij andere boekenhypes, bijvoorbeeld rond ”De Da Vinci Code” van Dan Brown. Achteraf constateer je dan: geen van al die navolgers is het gelukt om op dezelfde manier door te breken. Zo gaat het nu eenmaal in de boekenwereld. Eén uitgeverij heeft succes met iets nieuws, alle andere uitgevers gaan het meteen ook doen, de markt wordt overspoeld, en uiteindelijk ebt de hele trend weer weg.
Niettemin blijft het een merkwaardig en heftig verschijnsel dat ineens miljoenen vrouwen zich op dergelijke bijna-pornografische boeken storten. Eeuwenlang was er in onze samenleving sprake van een ondoordringbare waterscheiding tussen de lectuur die gerespecteerde uitgevers en boekhandelaren aanboden en de boekjes en blaadjes die elders onder de toonbank lagen. Maar nu verschijnt ”Vijftig tinten grijs” bij uitgeverij Prometheus – de uitgever van Nijhoff en Multatuli, van Yann Martel en Jonathan Franzen, van Frits van Oostrom en A. Th. van Deursen.
Daar komt nóg iets raadselachtigs bij: hoe kort is het geleden dat iedereen geloofde dat vrouwen geen enkele belangstelling voor porno hadden, omdat dat een exclusieve liefhebberij voor mannen was? Het ”Vijftig tinten”-succes spreekt andere taal.
Misschien komt het door de ‘vrouwelijke’ benadering van schrijfster E. L. James. Waar er even geen expliciet seksuele scènes aan de orde zijn, doet ”Vijftig tinten grijs” onweerstaanbaar denken aan de Bouquetreeks. De man is een bazige krachtfiguur met een onverwerkt verleden, de vrouw –mooi en meegaand– raakt daar diep van onder de indruk.
Het is een verhaal van macht en onderwerping waar veel vrouwen, hoe geëmancipeerd ook, onbewust voor vallen. Volop emotie en opwinding. Blijkbaar maakt het niet uit dat de schrijfster nauwelijks variatie kent in haar woordenschat: de hoofdpersonen bijten voortdurend op hun lip, rollen met hun ogen, lachen geheimzinnig en zetten gedachten uit hun hoofd.
Je zou denken: iedere ervaren lezer móét zich haast wel na twintig, dertig bladzijden gaan storen aan deze tekst. Maar als het al te voorspelbaar dreigt te worden, komt er gauw een heftige scène. Dat is namelijk het verschil met al die zwoele Bouquetreeksromans: de sadomasochistische kant van het verhaal. Wat hier allemaal aan de orde komt, maakt niet iedere vrouw mee.
Maar toch: als dat vijftig keer achter elkaar op dezelfde manier beschreven wordt, is het op het laatst óók helemaal niet spannend meer, zou je zeggen. Mis. Miljoenen vrouwen smullen ervan, zo blijkt. Zelfs op sommige christelijke weblogs verschijnen bekentenissen als: „Ik moet eerlijk bekennen dat het boek wel inspireert. Het laat niks te raden over. Wat dat betreft kunnen we daar in de christelijke wereld misschien wel wat van leren.”
Dat is mogelijk wel de meest schokkende verandering in onze leescultuur. We willen geen boekjes meer over regels en grenzen, over idealen en over hoe-het-hoort-te-zijn. We willen lezen hoe de werkelijkheid is – of hoe we dénken dat die is. Dat is op zichzelf een trend om ernstig te nemen. Maar die oprechte honger naar openhartigheid, echtheid en ervaring laat zich vaak te makkelijk tevredenstellen met surrogaat: goedkope en schreeuwerige emotie die geen moeite kost of betrokkenheid vraagt. Lezen over de rauwe en duistere kanten van het bestaan bevredigt de sensatiezucht, maar laat het hart koud. Hoe wil je ooit een idee krijgen van zoiets ingewikkelds als liefde, als je alleen scherven en fragmenten ziet?