Opinie

Naar de brugklas

Annette Couvée pleit in Zorgbreed (nummer 37) voor een zorgzame overgang naar het voortgezet onderwijs. De overgang tussen de verschillende onderwijsvormen zou in het kader van een doorlopende ontwikkelingslijn vloeiend moeten verlopen.

Drs. M. Burggraaf
12 April 2013 15:25Gewijzigd op 15 November 2020 03:01

Couvée bespreekt een procedure die op veel scholen gebruikt wordt. In december wordt aan de leerling en aan de ouders gevraagd welke vorm van onderwijs zij voor ogen hebben. Daarnaast bepaalt de leerkracht van groep 8 welke keuze hij voor ogen heeft. Hij baseert het advies op alle relevante gegevens uit het leerlingvolgsys­teem (dus ook concentratie, werkhouding en sociaal welbevinden), op de uitslag en de voorspelling van de Entree-Cito en op zijn eigen ervaring met de leerling. In een adviesgesprek, begin januari, komen alle wensen en gegevens op tafel en geeft de school de ouders en de leerling een definitief advies. In een later stadium komen daar dan de uitslagen van de Eind-Cito bij.

In groep 8 wordt, naast het reguliere programma, ook geoefend met oude Cito’s. Het gaat daarbij niet om het opleiden tot een hogere score. Het oefenen is vooral bedoeld om de leerlingen te laten wennen aan de vraagstelling en de tijdslimieten en om de leerkrachten zicht te geven op de te ontwikkelen speerpunten.

Als de leerling is aangemeld en alle benodigde gegevens in het bezit zijn van de school voor voortgezet onderwijs, maakt deze school zijn keuze. Wanneer een leerling wordt afgewezen, krijgen ouders hiervan schriftelijk bericht. Hierin wordt aangegeven wat de gronden zijn voor de afwijzing. De toelatingscriteria staan vóór de gesprekken vast en het is van tevoren ook duidelijk hoe de school met grensgevallen omgaat.

In tegenstelling tot wat ‘men’ veronderstelt, speelt de uitslag van de Eind-Cito in deze procedure slechts een ondergeschikte rol.

In Egoscoop, Tijdschrift over onderwijs en opvoeding (februari 2013) staat een interview met Jacqueline Visser, marktgroepmanager basisonderwijs bij het Cito.

Al 45 jaar is het Cito een begrip in Nederland. Grondlegger van het Cito is prof. Adriaan de Groot. Doel van hem was het tegengaan van willekeur in het onderwijs door het ontwikkelen van gestandaardiseerde en genormeerde toetsen om daarmee de prestaties van leerlingen objectief weer te geven. En dat doel staat voor het Cito nog steeds als een huis: goed en eerlijk toetsen en beoordelen.

Visser benadrukt dat de Eindtoets Basisonderwijs is bedoeld als tweede onafhankelijk gegeven, naast het schooladvies van de basisschool. De score op de eindtoets mag niet de enige basis zijn voor toelating tot een brugklastype. De basisschool zal in zijn advies ook andere zaken meewegen, zoals motivatie en leerwerkhouding. Om dat principe te ondersteunen vermeldt het Cito op het leerlingenrapport de kans op succes bij alle brugklastypen. Het Cito geeft aan hoe groot de kans op succes op welk niveau is.

In 85 procent van de gevallen worden leerlingen geplaatst in de best passende brugklas; 10 procent wordt hoger geplaatst, 5 procent lager. Sommige scholen voor voortgezet onderwijs gebruiken de uitslag van de eindtoets als een toelatingscriterium. Hiervoor is de toets echter niet bedoeld. De eindtoets is expliciet een tweede, onafhankelijk gegeven gebaseerd op de schoolvorderingen op de gebieden rekenen, taal en studievaardigheden. Andere dingen meet het Cito niet, zoals de motivatie en de werkhouding van een leerling. De basisschool heeft deze kennis wel in huis en zal deze gegevens betrekken bij hun schooladvies.

Niet alle landen hebben een zo’n uitgebreid toetssysteem als Nederland. In Tijdschrift voor Orthopedagogiek (maart 2013) schrift Elise Haartman over Finse scholen. Finland staat hoog genoteerd in de internationale beoordeling van scholen. Maar een nationale inspectie is er niet, een Cito-toets evenmin. Finse leerlingen blijven van hun zevende tot hun vijftiende jaar op dezelfde school, de zogenaamde ”comprehensive school”, in Nederlandse termen een soort middenschool.

Bij de overstap naar de middelbare school hebben leerlingen slechts twee keuzes: beroepsgericht of voorbereidend academisch onderwijs. Daarbij heeft het een geen hogere status dan het ander. Leerlingen hebben ook veel minder les dan in Nederland en er is maar weinig huiswerk. Hoe kan men dan tot zo’n hoge ranking komen?

Het positieve schoolklimaat wordt als voornaamste factor voor hun bovengemiddelde resultaten genoemd. Evenzo de status van de onderwijsgevenden. Zij zijn allen universitair opgeleid. Het is een eer om toegelaten te worden tot een lerarenopleiding. Alleen de allerbesten worden toegelaten. Toch komt ook hier de selectie, alleen op een later tijdstip. Op hun 19e jaar leggen leerlingen een centraal eindexamen af én een toelatingsexamen voor een vervolgopleiding. Het laatste jaar staat dan ook in het teken van de toelating tot het vervolgtraject en is een selectiemoment bij uitstek.

Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede Reageren? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer