Dorpsschool van Franse Suin telt dertien leerlingen
In Nederland woedt een verhit debat over de voorgestelde sluiting van kleine basisscholen. Hoe is de situatie eigenlijk in omringende landen? In het Franse dorpje Suin telt de school in totaal niet meer dan dertien leerlingen.
Kleien aan de ene kant en worstelen met een rijtje sommen aan de andere kant. De school met één klas is typisch iets wat hoort bij het Franse platteland. Maar het platteland vergrijst en het fenomeen sterft een langzame dood.
Piepkleine schooltjes met één onderwijzer en een handvol kinderen in de leeftijd van vier tot elf jaar die vaak opvallend goede resultaten behalen. Ze bestaan in Frankrijk nog, maar de vraag is voor hoelang.
Al meer dan twintig jaar worden ‘inefficiënte’ schooltjes weggestreept bij het opstellen van de onderwijsbegroting. Waren er begin jaren tachtig nog ruim 11.000 van dit soort ”écoles à classe unique”, scholen met één klas, in 2006 zijn er nog maar 4500 over. In 2010 is van de tien publieke scholen op het platteland er nog één van dit bedreigde type.
Suin warmt zich aan de stralen van een bleke voorjaarszon. Het kleine dorp –het telt nog geen 300 inwoners– ligt zo’n 60 kilometer ten zuidwesten van Chalon-sur-Saône, net onder de top van een 600 meter hoge heuvel.
Vier weken geleden werd er nog gesleed aan de voet van het metershoge beeld van de maagd Maria dat boven het dorp uit torent. Vandaag mogen de ramen van de school open. De kinderen spelen in het warme zand van het schoolplein. „Kijk eens wat Jade en Anaïs gemaakt hebben, Christine.” De juf moet komen. „Ja, dat is onze kunstenaar”, glimlacht ze. Jade heeft met haar vinger een drietal dansende paarden getekend. Hun manen zijn versierd met kleine witte kiezels.
Organisch geheel
Ze zijn met zijn tienen vandaag. Drie kinderen liggen nog thuis met griep. „Zeven verschillende niveaus hebben we hier’, zegt Christine Piret en ze somt het rijtje namen op. Er zitten kleuters bij, twee leerlingen van elf jaar en nog wat grut daartussen.
De klas vormt een organisch geheel. „Hier bij de deur zitten de kleuters. Ze werken veel samen met Denise, de onderwijsassistent.” Meer naar het bord zitten de groepen met wat oudere kinderen. Twee leerlingen van CM1 (groep 7) hebben elk een leerling van CM2 (groep 8) naast zich.
Het ontstaan van de Franse plattelandsschool is nauw verbonden aan de wet van de 19e-eeuwse onderwijsminister Jules Ferry. Hij maakt het lager openbaar onderwijs gratis en dus toegankelijk voor iedereen. Ook werd het verplicht om naar school te gaan. In de kleine dorpen waren er toen al vaak niet genoeg leerlingen van een bepaalde leeftijdsgroep voor een klas. Het werd gebruikelijk om verschillende leeftijden samen in één lokaal les te geven.
Voordelen
„De school met één klas is heel goed voor de zelfredzaamheid van de kinderen”, vertelt Piret. „Als ik samenwerk met een leerling uit groep 3 en een uit groep 4, dan vraag ik aan de anderen om alleen te werken. En natuurlijk kunnen ze ook anderen helpen als hun taak af is.”
De kleine klas heeft ook als belangrijk voordeel dat het onderwijs aangepast kan worden als dat nodig is. „Voor Clovis bijvoorbeeld was het praten erg lastig in het begin”, zegt Piret. Clovis knikt. Piret vervolgt. „We hebben er bewust voor gekozen om de tijd te nemen. Het heeft geen zin om tegen kinderen te zeggen dat het sneller moet. En nu werkt Clovis samen met Miguel. Ook heel langzaam. Clovis kan nu alleen bepaalde dingen heel goed uitleggen, omdat hij het zelf heeft meegemaakt.”
De voordelen van dit type school zijn duidelijk: een grote mate van zelfstandigheid, goede resultaten bij vakken zoals Frans en wiskunde en kinderen die uiteindelijk voor elkaar door het vuur gaan. „Het vraagt veel van je om het allemaal op te zetten”, zegt Piret. „Maar als het eenmaal goed loopt, lijkt het wel een familie.”
Respect
„Het zuidelijk halfrond”, dicteert Piret met verheven stem. „Het zui-de-lijk half-rond”, herhaalt ze. Voor de twee kinderen uit groep acht is het dictee een serieuze aangelegenheid. Voor de anderen een uitdaging waar je punten mee kunt verdienen. Een spel voor verschillende leeftijden.
„Maar nog belangrijker is dat kinderen leren hoe we met elkaar om moeten gaan. Aftrekken en delen is natuurlijk heel relevant, maar als je niet kunt samenleven met anderen, dan heb je er niks aan. Het gaat erom elkaar te leren respecteren. In dat opzicht is deze school uniek.”
Nadelen zijn er zeker ook. Het ontbreken van een zekere groepsdynamiek is soms lastig. Piret: „Ik heb weleens leerlingen in groep 5 gehad die niet vooruit waren te branden. In een dergelijke situatie kan wat meer uitdaging van leeftijdsgenoten wel nuttig zijn.”
Dus toch samenvoegen met andere scholen dan? Hoewel Piret het liefst in haar schooltje blijft, snapt ze de eventuele plannen voor een herverdeling wel. Piret: „Als er 10 kilometer verderop twee collega’s lesgeven voor groepen van dertig leerlingen, dan is het goed om de zaak opnieuw te verdelen om zo voor minder grote klassen te staan. Er is een jaar geweest dat het aantal leerlingen terugliep naar tien. Toen zei de inspecteur dat we een herverdeling met twee andere gemeenten moesten overwegen. Uiteindelijk is het niet doorgegaan omdat de reistijden te lang werden. En in de winter rijdt er hier geen enkele bus over die smalle weggetjes. We hebben altijd geluk gehad.”
Samenhang
Elk jaar wordt er wel ergens in Frankrijk geprotesteerd tegen de sluiting van een school met één klas.
Piret: „Voor een dorp is het verschrikkelijk dat zo’n instituut verdwijnt. Want met het verdwijnen van de kinderen vertrekken ook de bewoners. Hier in Suin zijn geen winkels en het restaurant is alleen in de zomer open. Er is geen hart. Negen families houden de school draaiende. Met Kerst eten we samen met de oudere mensen in het dorp. Als de school dicht moet, dan stort het sociale netwerk hier in elkaar.”
Vlaanderen: 26 zeer kleine scholen
In Vlaanderen zijn er volgens cijfers uit oktober 2012 26 scholen in het gewone basisonderwijs met minder dan vijftig leerlingen. De minimumnorm voor een school hangt bij de zuiderburen af van het aantal inwoners per vierkante kilometer. Hoe minder dat er zijn, hoe minder streng de normen. Daarmee wil de Vlaamse regering dorpsscholen de kans geven om te overleven.
Een concreet voorbeeld: een school in een gemeente met minder dan 75 inwoners per vierkante kilometer moet 70 leerlingen hebben in zijn zesde bestaansjaar om te blijven bestaan. Wanneer de school daar onder duikt, krijgt het nog één ‘genadejaar’ om opnieuw aan de norm te voldoen. Voor geïsoleerde scholen in uitgestrekt gebied gelden nog weer lagere normen.
Groot-Brittannië: Geen minimumaantal leerlingen
In Groot-Brittannië werd vorig jaar driftig gediscussieerd over de financiering van kleine scholen. Aanleiding was de voorgenomen sluiting van een school met slechts zestien leerlingen: basisschool Captain Shaw in het Noord-Engelse dorpje Millom. De school zou financieel niet langer levensvatbaar zijn.
En financiën zijn in crisistijden belangrijk. Een onafhankelijke onderzoekscommissie presenteerde in januari een rapport aan de Britse minister van Onderwijs waarin staat dat onderwijsgeld beter besteed kan worden aan slecht presterende leerlingen dan aan kleine scholen. In eerdere debatten verklaarde de Britse regering altijd de „intentie te hebben om kleine scholen niet zo maar verloren te laten gaan.”
Vooralsnog kent het Verenigd Koninkrijk geen minimumaantal leerlingen dat een school moet hebben om open te blijven. De regering spoort kleine scholen echter wel aan om te fuseren met ander scholen in de regio.
De leerlingen en ouders van basisschool Captain Shaw kunnen voorlopig opgelucht ademhalen. De gemeenteraad besliste onlangs dat de school nog open mag blijven.
Duitse ondergrens ligt op 46 scholieren
In Duitsland vallen scholen onder de deelstaten. Daar speelt de ook in Nederland gevoerde discussie over krimpende scholen al veel langer. Grote delen van het Duitse platteland hebben immers te maken met ontvolking. Bovendien heeft Duitsland een van de laagste geboortegetallen van Europa.
In Noord-Rijnland-Westfalen, dat aan Nederland grenst, gold altijd een ondergrens van 192 leerlingen per school. Eind vorig jaar is dat verlaagd naar 92. Kleinere scholen kunnen blijven bestaan als ze de enige instelling in een gemeente zijn. Ze worden dan echter wel een deelstandplaats van een andere school.
De absolute ondergrens ligt wettelijk op 46 leerlingen. Daaronder zou de school dicht moeten. Maar „in uitzonderingsgevallen” mag de school na toestemming van de inspectie toch nog blijven bestaan, aldus een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs in Düsseldorf.
Het aantal basisschoolleerlingen is sinds 2001 gedaald van 800.000 naar 660.000. Het aantal scholen is echter redelijk stabiel gebleven. Het aantal scholen in Noord-Rijnland-Westfalen is echter redelijk constant gebleven (ruim 3400).