Na vier keer een hartstilstand toch weer thuis
STAVENISSE – Op 23 november 2002 reanimeert hij zijn dan 73-jarige vader na een hartstilstand thuis op de bank. Met gunstig resultaat. „Onze pogingen heeft de Heere willen zegenenen, waardoor zijn leven werd gespaard. Hij voelt zich nog altijd goed, fietst, rijdt auto en helpt in de huishouding.”
Huib Dorst (48), in het dagelijks leven locatiemanager van De Schutse in Oud-Vossemeer en tevens EHBO-instructeur en bhv-docent, zal die zaterdagmiddag nooit meer vergeten. „Ik werd gebeld met de vraag of ik snel naar huis wilde komen omdat mijn vader zich niet goed voelde. Hij zat op de bank met een grauwe kleur en had pijn op zijn borst. We belden de huisartsenpost. Even later verloor hij het bewustzijn en stopte de ademhaling. Mijn broer belde direct 1-1-2.”
Dorst begint direct te reanimeren. „Als instructeur was ik goed getraind, maar ik kon, overmand door emoties, niet meer tellen hoe vaak ik per minuut zijn borstkas indrukte. Na zo’n tien tot vijftien minuten namen de ambulancebroeders het over. Ik liep naar de keuken om daar te wachten. Er werd een defibrillator aangesloten en mijn vader kreeg een schok. Toen riep mijn broer: Huib, hij knippert met zijn ogen.”
Terugblikkend verklaart Dorst dat hij er de kracht voor heeft gekregen om zijn vader te reanimeren. „Anders had ik het niet kunnen doen.”
Per ambulance wordt zijn vader vervolgens met spoed vervoerd naar ziekenhuis De Lievensberg in Bergen op Zoom. „Onderweg kreeg m’n vader nog een hartstilstand. Weer mocht hij eruit komen door een schok. In het ziekenhuis stond het hart weer stil. Hij moest door naar het Amphia Ziekenhuis in Breda, omdat ze daar konden dotteren of opereren. Onderweg volgde de vierde hartstilstand.”
In Breda blijkt dat Dorst senior een ernstige vernauwing heeft in z’n kransslagaders. Dotteren kan niet meer. Een hartoperatie volgt waarbij diverse stents worden geplaatst.
„Daarna was pa aanvankelijk een kasplantje. Langzaam maar zeker kwamen zijn krachten echter terug. Nu zijn we ruim tien jaar verder en is hij nog altijd vitaal. Toen hij thuiskwam, ervoeren we het als een wonder. Later ga je alles weer normaal vinden, al is het dat natuurlijk niet. De Heere heeft mij ervoor willen gebruiken dat het leven van mijn vader is gespaard. Als je de vaardigheden en middelen hebt gekregen om het leven van iemand te redden, dan moet je die ook gebruiken. Daarbij ben je echter slechts een middel in Gods hand. Het staat Hem vrij onze pogingen al of niet te zegenen.”
Dorst heeft meerdere reanimaties meegemaakt en weet dat het ook anders kan aflopen. Twee keer wat dat het geval in de oud gereformeerde gemeente van Stavenisse, waar hij zelf kerkt, één keer met een Duitse drenkeling en nog een keer met een jong meisje dat een ernstig ongeluk kreeg. „Toen ging het alle keren niet goed, dus ik ken de andere kant ook. Mensen denken vaak dat slachtoffers na een reanimatie zo weer opstaan en hebben er te hoge verwachtingen van. Dat herkende ik in het artikel dat donderdag op de voorpagina van het RD stond. Slechts een klein gedeelte van de slachtoffers haalt het. Ik ben het in dat opzicht eens met de reactie van verpleeghuisarts dr. Teeuw, die stelde dat de verwachtingen van reanimatie veel te groot zijn.”
Een algemeen besluit van instellingen om mensen vanaf een bepaalde leeftijd maar niet meer te reanimeren, wijst Dorst af. „Zoiets moet per individu worden bekeken op grond van heldere medische afwegingen. Mensen of degenen die hen vertegenwoordigen, moeten er uiteindelijk zelf over beslissen, op grond van eerlijke informatie en heldere communicatie. Het moet geen ontmoedigingsbeleid worden.”
Het is volgens Dorst belangrijk dat dit alles gebeurt vanuit een Bijbelse mensvisie. „Dat moet de basis zijn voor het omgaan met onze medemens, die we moeten liefhebben als onszelf en voor wie het leven ook genadetijd is. Dat biedt geen ruimte om op lichtvaardige gronden mensen van een levensreddende handeling uit te sluiten. Zo van: niet aan beginnen, of stop maar met reanimeren, dit is een mooie leeftijd om te sterven.”
Dorst weet dat dit gebeurt en heeft het ook zelf meegemaakt. „Dat was met een huisarts. Hij vond het niet nodig een vrouw te reanimeren. Ze had in zijn ogen een mooie leeftijd bereikt. Daar was ik het dus niet mee eens. Als zo iemand ernstig hartfalen heeft, om maar iets te noemen, dan kan er voor een arts een medische reden zijn om ervan af te zien en ligt het anders.”
Dat mensen na een reanimatie complicaties overhouden en dan zeggen dat ze, als ze dit van tevoren geweten hadden, niet gereanimeerd hadden willen worden, noemt Dorst „vanuit zijn ervaringen en achtergrond” onbegrijpelijk. „Dat heeft toch te maken met onvoldoende besef van wat de dood inhoudt. Mensen denken dan al snel dat ze na hun sterven overal van af zijn en komen zo gemakkelijker tot zo’n besluit.”
Als iemand op straat onwel wordt en reanimatie nodig is, weet Dorst wat hem te doen staat. En stel dat zo iemand een halspenning draagt waaruit blijkt dat hij niet wil worden gereanimeerd? „Tegen mijn cursisten zeg ik dat ze in zo’n geval toch aan de slag moeten gaan. Het is aan de professionele hulpverleners om het beleid te bepalen en niet aan ons als EHBO’ers.”