Moeilijk om positief te zijn over pausdom
Als we bewogen zijn met het heil van de rooms-katholieke naaste kunnen we onmogelijk positief zijn over het pausdom, betoogt Hans ten Klooster.
De afgelopen weken is er veel geschreven over het aftreden van paus Benedictus XVl en de verkiezing van Franciscus I. In deze bijdrage wil ik niet ingaan op de vraag of de krant meer of minder aan verslaggeving hierover had moeten doen (RD 20-3). Belangrijker is wat het hele gebeuren ons heeft te zeggen.
In het allereerste IRS-magazine, dat in 1958 verscheen, schreef oprichter ds. H. J. Hegger: „Wij hebben een eigen roeping: wij moeten onze vroegere geloofsgenoten het Evangelie verkondigen dat ons zo gelukkig maakt. We zijn egoïsten als we die vreugde voor onszelf houden.”
Er wordt weleens beweerd dat de kloof tussen Rome en de Reformatie er niet meer is. Rooms-katholieken geloven toch ook in Christus, zo is de redenatie. Het is onmiskenbaar een feit dat de Rooms-Katholieke Kerk in ontwikkeling is. Toch kan niet worden ontkend dat Rome tegelijk zichzelf is gebleven. Dr. K. van der Zwaag constateert terecht dat de Rooms-Katholieke Kerk zichzelf nog steeds als de enige ware apostolische kerk ziet, die de sacramentele volheid van de eucharistie bezit. Er is weinig reden om ons veel illusies te maken.
Een belangrijk knelpunt tussen Rome en de Reformatie blijft het primaat en de onfeilbaarheid van de paus. Op 11 februari maakte Benedictus XVl bekend afstand te zullen doen van de bisschopszetel van Rome, de stoel van de Heilige Petrus. Op deze bekendmaking volgden vele reacties. Vanuit protestantse kring zelfs opvallend positieve reacties. In alle commentaren lazen we vooral waardering voor deze paus, met name voor zijn trilogie over Jezus.
Het is echter goed om te bedenken dat ook deze paus volledig verantwoordelijk was voor het in stand houden van de verduisterde leer van de Rooms-Katholieke Kerk. Denk daarbij aan de waarde die ook in 2013 wordt toegekend aan de traditie, denk aan de Mariaverering en aan het pausdom zelf. Allemaal zaken die onder de vorige paus hun voortgang hebben gehad.
Toegespitst op het pausdom wil ik nog twee zaken noemen. Allereerst het feit dat alle christengelovigen volgens een uitspraak van het eerste Vaticaans concilie moeten geloven dat de paus de ware plaatsbekleder van Christus is. Het conciliedocument ”Pastor Aeternus” spreekt over hem als het hoofd der gehele kerk, en vader en leraar van alle christenen.
Op grond hiervan volgt in het volgende concilieartikel: „Wij leren en verklaren derhalve: de Rooms Katholieke Kerk bezit naar inzetting van de Heer de voorrang van het gewone gezag over alle andere kerken. Dit gezag van de rechtsbevoegdheid van de Bisschop van Rome, dat werkelijk bisschoppelijk van aard is, is onmiddellijk.” Het artikel sluit af met de woorden: „Dat is de leer van de katholieke waarheid, van welke niemand kan afwijken, zonder schade te lijden aan dit geloof en aan zijn heil.”
Niet zonder reden schrijft ds. T. Vanhuysse in zijn boek ”Gij herders, hoort”: „Beseffen we wel goed dat door het dogma van de ‘onfeilbaarheid’ de paus naast de Bijbelschrijvers wordt gesteld? Het is de paus geoorloofd om te oordelen over de inhoud en betekenis van de Schrift.”
In een recent interview naar aanleiding van het aftreden van paus Benedictus XVl zei de Nederlandse zuster Maria de Anima Christi, die als moeder-overste in Rome de wereldwijde congregatie van de blauwe zusters leidt: „We verlangen ernaar onze vader terug te hebben, onze heilige vader, we bidden daar iedere dag voor. We denken aan hem iedere dag – hij is degene die ons eenheid geeft – we willen die vader hebben, we hebben hem nodig.” Dit is niet de taal van de Rooms-Katholieke Kerk van vroeger tijden, maar van 2013.
Juist in deze tijd van het kerkelijk jaar dringt de vraag zich op van wie wij ons heil verwachten. Laten we ons daarbij niet verheffen boven onze rooms-katholieke medemensen. Luther zei al dat de paap in ons aller hart zit. Maar als we bewogen zijn met het heil van de rooms-katholieke naaste, kunnen we onmogelijk positief zijn over het pausdom. Niet ‘de stoel van Petrus’ is ons fundament.
Een naam is onze hope, één grond heeft Christus’ Kerk,
zij rust in ene dope, en is Zijn scheppingswerk.
Om haar als bruid te werven, kwam Hij ten hemel af.
Hij was ‘t, die door Zijn sterven aan haar het leven gaf.
Wie dat leerde verstaan, verlangt ernaar dat ook rooms-katholieken dit gaan ontdekken.
De auteur is directeur bij stichting In de Rechte Straat.