Wrede jacht op het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog
Meedogenloos pakten de Duitsers en hun Nederlandse handlangers het verzet aan. Ondergrondse werkers –en niet alleen zij– die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden opgepakt, hadden het zwaar te verduren: marteling, beroving, verkrachting, moord.
Een groep wetenschappers geeft in de bundel ”De jacht op het verzet” een dwarsdoorsnede van wat SS’ers, NSB’ers en anderen uithaalden om hun gezag te handhaven en weerstand de kop in te drukken.
Het boek biedt weerzinwekkende beschrijvingen van pijnigingen en andere wandaden. De gruwelijke voorbeelden vormen nog „maar een uiterst beperkte selectie van wat de strafdossiers van de daders in het Nationaal Archief te bieden hebben.”
Onschuldige burgers, die soms niets met de illegaliteit hadden uit te staan, werden zonder vorm van proces neergeschoten. Anderen werden zo beestachtig gemarteld dat ze er na een verhoor oud en ziek uitzagen. De nazi’s –in Duitsland vaak ‘gewone’ huisvaders– gingen zich te buiten aan een litanie van wreedheden. Hun sadisme vierden ze bot op weerloze arrestanten. Naarmate de oorlog vorderde, gingen alle remmen los.
Een Rotterdammer kreeg eerst met een gummiknuppel klappen op zijn handen. Daarna werd hij met zijn geboeide handen aan een buis geketend. Daar hing hij, urenlang. „Ten gevolge van deze marteling heb ik nu een grote bult tussen mijn schouderbladen, waar dokters niets meer aan kunnen veranderen. Elk uur kwam Kohlen naar beneden en vroeg mij of ik al van plan was te bekennen.” Dat was niet het geval. Hangend aan de verwarming werd de man geschopt en geslagen. Na een uur of vijf verloor hij het bewustzijn. Toen hij bijkwam, liep er bloed uit zijn rechteroor. Vanaf dat moment was hij aan dat oor vrijwel doof. Hij overleefde de oorlog, in tegenstelling tot de vele honderden die het leven lieten onder het brute geweld.
Het is een van de vele beschrijvingen. En zo gaat dat maar door, pagina na pagina, het ene voorval nog gruwelijker dan het andere. Welke ontwikkeling maakten mensen door voordat ze tot zulke wandaden kwamen? Hoe functioneerde hun geweten en welk effect hadden groepsgedrag en het afschuiven van verantwoordelijkheden?
Steeds grimmiger
Ruim een jaar lang groeven de vijf onderzoekers in de strafdossiers van overleden Duitse en Nederlandse oorlogsmisdadigers. Ze troffen veel onbekend materiaal aan.
De auteurs onderzochten de wijze waarop de Sicherheitsdienst, met hulp van speciale politie- eenheden en ook organisaties als de Landwacht, het verzet in Nederland probeerde te onderdrukken. Ze schilderen de enorme escalatie van geweld die zich vooral vanaf de april-meistaking van 1943 ontwikkelde. De sfeer werd steeds grimmiger, de middelen van het verzet én van de Duitse terreur werden steeds harder.
In 1944 tekende de Duitse nederlaag zich steeds duidelijker af en vanaf september werd het zuiden bevrijd. Ondanks dat –en ook wel mede daardoor– overschreed de bezettingsmacht nu alle grenzen van menselijkheid.
Politiechef Rauter, de hoogste SS’er in Nederland, hield vol dat het noodweer was: die verzetsmensen gingen zo tekeer, de bezettende macht móést wel zo reageren… Volgens Rauter „was het met normale middelen niet meer mogelijk de orde en rust in het achterland te bestendigen teneinde de strijd aan het front mogelijk te maken.”
Niet capabel
Als een van de oorzaken van de excessen noemen de historici dat ongecontroleerde macht in de handen van totaal incapabele mannen was gekomen, die redeloos hun frustraties botvierden op hun slachtoffers.
Uit de strafdossiers van meer dan 200 werknemers van Sicherheitsdienst en politie blijkt dat hun bevoegdheden vaak hun capaciteiten te boven gingen. Dat wordt als een van de oorzaken gezien waardoor ze gedeeltelijk of geheel ontspoorden en onmenselijk gedrag gingen vertonen. Er werd gemoord, gemarteld, verkracht en geplunderd. Huizen van onschuldige burgers gingen in vlammen op, zeker als degenen die een verzetsdaad hadden gepleegd onvindbaar waren.
Een ander aspect van de jacht op het verzet was dat de bezetters zich met kleine verzetsdaden geen raad wisten. Van min of meer ludieke acties raakten ze van de kook, met soms dramatische gevolgen.
Alcohol
Volgens eindredacteur Van Liempt is nooit eerder in de vele onderzoeken naar en publicaties over de bezettingsjaren onderkend hoe groot de rol van alcoholgebruik is geweest. Militairen, agenten en landwachters dronken zich moed in, of sloegen zo veel achterover dat ze in hun wandaden alle grenzen uit het oog verloren. Van Liempt stelt zelfs dat de jagers op het verzet „vrijwel zonder uitzondering heel veel” dronken, wellicht ook om hun opspelende geweten te sussen.
Niet dat alle Duitse soldaten zich aan grof geweld en geniepigheden te buiten gingen. Het boek beschrijft vooral de oorlogsmisdadigers van de bruutste soort.
Zeventig jaar na dato zijn de beruchte centra van de Sicherheitsdienst nog altijd bekend: de Euterpestraat in Amsterdam, het Scholtenhuis in Groningen, De Wormshoef in Lunteren, en andere meer. Wie daar terechtkwam, had weinig meer te hopen.
Concentratie
Natuurlijk vervulde de naderende ondergang de bezetters met vrees. Maar ook met extra fanatisme. De bevrijding van België en het zuiden van Nederland leidde bovendien tot „een aanzienlijke concentratie van gewelddadige, fanatieke, ja vaak ook losgeslagen nazi’s in het noordelijke deel van Nederland.”
Een naoorlogs rapport stelde: „Meer en meer werden alle menselijke normen uit het oog verloren. Meestal op blote vermoedens werden talloze arrestaties verricht, en de woede over het weinige daadwerkelijke succes werd op de weerloze gevangenen gekoeld. Talloos zijn de voorbeelden waarin met sadistische wreedheid mensen werden mishandeld om ze tot een bekentenis of het doen van mededelingen te bewegen.”
De schoonmaakster van het kantoor van SD’er Neumeijer aan de Utrechtse Maliebaan klaagde dat ze zijn werkkamer haast niet gereinigd kreeg van het bloed dat zijn verhoren achterlieten. Pieters, de laatste geëxecuteerde Nederlandse nazi, en zijn rechterhand Van de Loo werden door de Duitsers zelfs gearresteerd omdat hun wangedrag de bezetter te bar werd.
In brand
Op enig moment werd het in brand steken van boerderijen en woonhuizen een wezenlijk bestanddeel van de bezettingspolitiek. In Sprang-Capelle reden SD’ers zelfs met een brandweerwagentje door het dorp, niet om te blussen, maar om zelf woningen in brand te steken als represaille voor aanslagen.
De Nederlanders die met de vijand heulden, schrokken er soms niet voor terug vrienden of familieleden dwars te zitten. „Ik ben van mening dat het optreden van de Landwacht tegenover de Nederlandse bevolking correct was”, zei Rauter na de oorlog echter schaamteloos. Tot dat „correcte” optreden behoorde, om maar iets te noemen, het afhandig maken van het schamele beetje voedsel dat mensen tijdens moeizame hongertochten hadden weten te bemachtigen. Kort voor thuiskomst raakten ze zo soms alles kwijt.
Maar de Landwacht deed nog wel andere dingen ook. ”Weest hard”, stond er op een bordje aan de muur van het verhoorkamertje in Zwolle, en de betrokken landwachters brachten het in praktijk.
Tijdens een toespraak tot NSB-burgemeesters benadrukte Rauter het belang van harde maatregelen: het komt er niet zozeer op aan dat de juiste man wordt neergeschoten, want op straat worden ook wel onschuldigen geraakt als er rellen zijn; het is van meer belang dat er op het juiste moment doden vallen, zodat het de bevolking schrik aanjaagt.
Vandaar kennelijk dat het er bij het uitvoeren van de represailleacties weinig zorgvuldig aan toeging. Zoals in Groningen: een gezochte pastoor was niet thuis; prompt werd de kapelaan doodgeschoten die de deur opendeed. „Pure moordzucht is het gevolg van de geïntroduceerde methoden, executies zijn in de laatste oorlogsmaanden een dagelijks verschijnsel geworden. Mensenlevens doen er niet meer toe”, stellen de auteurs vast.
De reactie op anti-Duits gedrag was slecht te voorspellen. Relatief onschuldige vergrijpen konden volkomen onverwachts leiden tot verregaande sancties. Neem de 87-jarige Limburgse boer die tegen het vorderen van zijn vee protesteerde. Die ‘wandaad’ kwam hem duur te staan: hij moest toezien hoe zijn boerderij in vlammen opging en werd vervolgens samen met drie anderen geëxecuteerd.
Strafverkorting
Terwijl de Duitsers de jacht op Joden vaak aan Nederlanders overlieten, namen ze aan de acties tegen het verzet actiever deel. Ook daarbij waren er echter Nederlanders die in het verraden, arresteren of doden van hun landgenoten hun levensvervulling vonden.
Onderling konden de organisaties soms slecht met elkaar overweg: politie en SD hadden bijvoorbeeld weinig waardering voor het optreden van de Landwacht, die zich meer bevoegdheden toe-eigende dan hij gekregen had.
Het boek beschrijft onder anderen de Duitser Willy Lages, later bekend als een van de gevangenen in Breda. Hij was niet zozeer politiek geëngageerd, maar werd door eerzucht gedreven. Uiteindelijk werd hij voor een groot aantal moorden en mishandelingen verantwoordelijk gehouden.
Sommige nazi’s kregen de doodstraf. Anderen gevangenisstraf, die daarna soms danig werd ingekort. Richard Nitsch, schuldig aan zeker elf koelbloedige moorden en veertien gruwelijke mishandelingen van Nederlandse verzetsmensen, kwam na twaalf jaar vrij.
Keerzijde
Het boek is met vaart geschreven, maar te weerzinwekkend om in één adem uit te lezen.
In het slothoofdstuk staat de keerzijde van het verhaal: na de Duitse nederlaag werden opgepakte bezetters en hun handlangers –maar ook mensen die daarvan ten onrechte werden verdacht– door de pasbevrijde Nederlanders ook beestachtig behandeld.
Boekgegevens
”De jacht op het verzet. Het meedogenloze optreden van Sicherheitsdiensten en Nederlandse politie tijdens de Tweede Wereldoorlog”, Ad van Liempt (red.) e.a.; uitg. Balans, Amsterdam, 2013; ISBN 978 94 600 3597 5; 366 blz.; € 19,95.