Laat christen gedrukte boek blijven koesteren
Juist in een informatiemaatschappij moeten christenen het gedrukte boek blijven koesteren als een middel om het kaf van het koren te scheiden en van de waarheid getuigenis te geven, betoogt prof. dr. H. van den Belt.
De Reveilman Isaäc da Costa waardeerde de drukpers niet zonder meer positief. Al in de stellingen bij zijn promotie in 1821 poneert hij dat de uitvinding van de drukpers het menselijk geslacht veel meer verderf dan voordeel had aangebracht. Deze kritische houding vloeit voort uit het antithetische denken van het Reveil, tegen de revolutie en tegen de verlichting. Die houding is begrijpelijk in de context van het opkomende modernisme. Volgens Da Costa dringt de drukpers het spottend „ongeloof aan waarheid, hemel, deugd” op aan „’t hart der jeugd.”
Het is een intrigerende vraag hoe we twee eeuwen later deze scherpe antithese moeten waarderen. De strijd tussen licht en duister, tussen de stad van God en het koninkrijk van deze wereld, is van alle tijden en plaatsen, maar de fronten verschuiven wel. Da Costa waarschuwt voor de legioenen romannen die de schaamte van maagdenwangen bannen. Het lezen van romans leidt tot zondige gedachten die in de nachtelijke dromen „in ’t woelend bloed gevloten, d’echt verontreinigen, eer dat hy werd gesloten!” Dat zouden we nu eerder van een mobieltje zeggen dan van een boek. Van veel van onze jongeren geldt: lazen ze nog maar een roman.
Tegenstellingen
Uit de woorden van Da Costa spreekt ook een zekere nostalgie. Maar aan de andere kant roept die scherpe antithese de vraag op of wij niet al te wereldgelijkvormig geworden zijn, ook in de acceptatie van de moderne communicatiemiddelen.
Het Evangelie heeft altijd een dubbele verhouding tot de cultuur. Het Evangelie staat er haaks op, want het is niet naar de mens. Tegelijk heeft het Evangelie van Christus een transformerende kracht, omdat het ingaat in de cultuur en zich de taal en de tradities van die cultuur eigen maakt. Wereldwijding en wereldmijding zijn geen absolute tegenstellingen. Het gekke is juist dat christenen die zich het scherpst tegen de heersende cultuur verzet hebben, die cultuur vaak ook het diepgaandst hebben beïnvloed. Ook dat is iets om over na te denken.
Het aangrijpende van de moderne en postmoderne cultuur is dat ze zich van die invloedssfeer van het christendom losmaakt. De scherpte waarmee Da Costa dat al analyseert, geeft te denken. Tegelijk mag het besef dat hij dat twee eeuwen geleden al zo zei, onze eigen strijd wel weer wat relativeren. Wie in de 21e eeuw zegt dat de storm opsteekt, heeft twee eeuwen winterslaap achter de rug.
Christenen mogen altijd –ook in de postmoderne cultuur– zoeken naar sporen van algemene genade. Zij mogen het goede dat er is interpreteren als genadegaven van God, ook als de wereld het heel anders ziet. Het is niet vruchtbaar om in de antithese te blijven hangen. De boekdrukkunst was niet vroeger alleen maar goed en nu alleen maar slecht, maar heeft altijd, als concreet technisch instrument van de cultuur, die beide kanten in zich gehad. Misschien kan het gedrukte woord juist in een tijd waarin de massamedia op heel andere wijze de opinie beïnvloeden, een weerhoudende macht zijn.
Trends
Laat ik een paar trends noemen die ik in de informatiemaatschappij signaleer en die van invloed kunnen zijn op de functie van het gedrukte boek. Ik noem er vier.
- Aanvankelijk had de boekdrukkunst de functie van de snelle vermenigvuldiging. Maar nu is de stroom aan informatie niet meer in te dammen. Er is juist behoefte aan kanalisering van de informatie. Ik leer mijn studenten kritisch om te gaan met de informatie van internet. Een van mijn adviezen is om informatie te checken in een gedrukt boek. Niet dat alles wat zwart-op-wit staat ook waar is, maar in ieder geval zegt het iets als iemand het de moeite waard gevonden heeft om het uit te geven.
De eerste functie van het gedrukte boek kan dus zijn de informatie te stroomlijnen en de betrouwbaarheid ervan te waarborgen.
- Tegenwoordig dienen boeken niet alleen om het kaf van het koren op de dorsvloer van internet te onderscheiden, maar ook om een korte samenvatting te geven van een bepaald onderwerp. Dikke handboeken maken plaats voor zeer korte wetenschappelijke inleidingen op een bepaald thema. Je kunt niet alles weten, en dus heb je behoefte aan een specialist die je bij de hand kan nemen en je kan vertellen wat je wél moet weten. Zo publiceert Oxford University Press sinds 1995 de serie ”Very Short Introductions”, waarin 354 titels zijn verschenen.
De informatiemaatschappij vraagt van het boek blijkbaar een korte, krachtige en handzame inleiding op de thematiek. Als je in 100 pagina’s je punt niet kunt maken, kun je het ook niet in 300 pagina’s. Lange verhalen zet je maar op internet. Dat lijkt me voor christelijke uitgevers ook een belangrijk gegeven. Geen dikke boeken meer.
- Die veranderende functies van het boek vragen wel om een iets andere prijs-kwaliteitverhouding. Boeken zijn veel te goedkoop. Ter illustratie. Een studieboek van ruim 500 pagina’s kostte in 1947, zo leert een oud nummer van het Gereformeerd Weekblad me, 9 gulden. Dat lijkt niet zo veel. Op dezelfde pagina staat echter een personeelsadvertentie: „Gevraagd: nette flinke dienstbode, die zelfstandig kan werken, 3 vrije avonden p.w.” Wat denkt u dat het loon was? „Fl. 55 per maand.” En dan staat er ook nog bij: „tweemaal 1 week vakantie p.j. Kan ook desgewenscht om de veertien dagen van zaterdag tot maandag naar huis.” Nu verdiende de arme meid ook geen topsalaris, maar als ik het even vergelijk met het wettelijk minimumjeugdloon per maand, netto 600 euro, dan kostte dat boek 98 euro. In de eeuwen daarvoor waren boeken nog duurder. Een driedelige roman kostte in 1800 een weekloon van een leraar, en hij moest het boek zelf nog laten inbinden.
Goede boeken mogen best wat duurder zijn, maar daar zit een gevoelige snaar, ook voor christelijke uitgeverijen. In plaats van concentratie en een inhoudelijke verbeteringsslag zie ik op de markt van het christelijke boek een verdere versnippering. Voor de portemonnee van de auteurs is dat misschien wel aardig. Die kunnen Groen en De Banier, Den Hertog en Brevier keurig tegen elkaar uitspelen. Maar ik betwijfel of die kwantiteit de kwaliteit ten goede komt. Er worden de nodige onrijpe druiven geplukt en daar krijg je stroeve tanden van. Hadden we maar een bisschop, een boekenbisschop.
- Het laatste element wat ik wil noemen, is de globalisering. De boeken die het echt goed doen worden met een geraffineerde marketingsstrategie wereldwijd verspreid, denk aan de serie over Harry Potter. Zogeheten ”global publishers” weten uitstekend hoe ze moeten samenwerken met sociale media en internet moeten beheersen. Lezers die in hun enthousiasme een Potterwebsite openen, krijgen een dringend en soms dreigend verzoek van Warner Brothers om dat niet te doen, maar zich bij de officiële site te vervoegen. Men wil graag de wereldwijde controle over het Potterimperium in handen houden.
De trend is daarbij dat ”translation” –vertaling– vervangen wordt door ”transediting” een hertaling, waarbij het oorspronkelijke concept een regionaal kleurtje krijgt. Men noemt dat ook wel de ”McDonaldization” van het boek. Het Engelstalige boek domineert de markt. In China geven de vertalers en redacteuren er een Chinees smaakje aan, net zoals je alleen in Nederland een McKroket kunt kopen. Zo krijgt de globalisering een lokale tint. Er wordt ook wel over ”glocalization” gesproken.
De christelijke uitgevers in Nederland doen daar ook aan mee, denk aan de vele Amerikaanse romans die de refomarkt overspoelen. De oude streekroman is vervangen door de amishroman. Alsof onze belijdenisgeschriften niet waarschuwen voor de doperse dwaalgeesten. Er is in de VS onderzoek gedaan naar de invloed van de serie ”Left Behind” (2002), en dan blijkt dat het lezen van dergelijke boeken het lezen van de Bijbel ook verandert. Die wordt door evangelicale christenen gelezen als een roman, alle leeruitspraken over de onfeilbaar van de Schrift ten spijt. Tegen deze trends in moeten we het boek weer gaan zien als drager van de Nederlandse cultuur en van de gereformeerde traditie.
Belofte
Kortom, het boek is een genademiddel en een drager van de traditie. In de Reformatie was het een geschenk om de bronnen te ontdekken en het levende water te verspreiden. Dat moet nog steeds het verlangen zijn van een christelijke uitgever.
Het Reveil was terecht kritisch over de schadelijke invloed van de grenzeloze productie van boeken. Maar misschien was het Reveil ook wel iets te antithetisch. Het oude is niet beter omdat het oud is. Juist in een informatiemaatschappij moeten christenen het gedrukte boek blijven koesteren als een middel om het kaf van het koren te scheiden en om kort en krachtig van de waarheid getuigenis te geven in een internationale context en voor een schappelijke prijs.
Misschien dat de waarschuwing uit Prediker als een belofte gelezen kan worden: als er geen einde komt aan het maken van boeken, blijft er werk voor uitgevers (Prediker 12:12). Voor een christelijke uitgever is het nog belangrijker dat wij alles wat wij weten over Christus te danken hebben aan een boek. Aan dat Boek komt geen einde.
De auteur is bijzonder hoogleraar gereformeerde godgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit Groningen. De artikel is een bewerking van een lezing die hij vorige week hield op een minisymposium ter gelegenheid van het 150-jarig jubileum van uitgeverij Jongbloed.