Cultuur & boeken

Terug naar de jaren zeventig

Heb ik dat echt allemaal meegemaakt? Die vraag rijst bij het lezen van wat de Utrechtse historicus Duco Hellema heeft opgetekend en geanalyseerd in ”Nederland en de jaren zeventig”.

Dr. ir. J. van der Graaf
27 March 2013 09:45Gewijzigd op 15 November 2020 02:42
Dolle mina’s eisten in de jaren zeventig gelijke rechten voor vrouwen. Beeld ANP
Dolle mina’s eisten in de jaren zeventig gelijke rechten voor vrouwen. Beeld ANP

Wat onderwerpen in willekeurige volgorde: de feministische golf (dolle mina’s), ”baas in eigen buik” (abortus, Bloemenhovenkliniek), opkomst van de homobeweging (COC), de krakersbeweging, democratisering in onderwijs en bedrijfsleven (medezeggenschapsraden), burgerlijke ongehoorzaamheid, studentenopstanden, alternatieve hulpverleningsorganisaties (JAC), de ongeregeldheden bij het huwelijk van Beatrix en Claus, de opkomst van de milieubeweging, marxistische ideologie.

Of de grote politieke kwesties: de Koude Oorlog, de Lockheedaffaire, de Vietnamoorlog, de oliecrisis, kernenergie (Dodewaard) en kernbewapening en de demonstraties daartegen, de opgang en teloorgang van de Boerenpartij, de (vrijlating van) de drie van Breda, boycotacties (sinaasappels uit Zuid-Afrika en koffie uit Angola), de kwestie-Aantjes vanwege diens oorlogsverleden, de opkomst van GroenLinks. Het komt in het boek allemaal als in een film voorbij, beginnend aan het eind van de jaren 60 en eindigend in het begin van de jaren 80 en derhalve gelokaliseerd in ”de lange jaren 70”. En dat alles in het kader van de internationale ontwikkelingen, waarin zich een golf van antikapitalistische bewegingen vertoonde.

Tegenbewegingen

Bij vele geschiedschrijvers heten deze jaren de rode jaren. Hellema (1950), zelf behorend tot de babyboomgeneratie en ooit lid van de Communistische Partij Nederland, benoemt echter ook de tegenbewegingen: het ethisch reveil van Van Agt, de opkomst van de Evangelische Omroep en aanverwante bewegingen. Wel is hij van oordeel dat meer in het algemeen de autoriteiten zich in velerlei opzicht aanpasten aan alle burgerlijke ongehoorzaamheid: „Regels werden versoepeld en het politieoptreden werd vaak terughoudender.”

In de politiek voltrok zich geleidelijk de omslag van rood naar neoliberaal, hetgeen bij het aantreden van het eerste kabinet-Lubbers in 1982 zijn definitieve beslag kreeg. „De in de jaren zeventig (met Hans Wiegel, JvdG) gegroeide en verharde VVD en het ontstaan en de verrechtsing van het CDA maakten toen een opvallende wisseling van de wacht mogelijk.” De „socialistisch georiënteerde idealen” werden in Nederland steeds meer in twijfel getrokken. Met alle protest was het soms snel gedaan.

De auteur komt zelfs tot de conclusie dat de „polarisatiestrategie” van de PvdA en de totstandkoming van het kabinet-Den Uyl (1972-1977) met zijn rode, „arrogante” hervormingspolitiek de aaneensluiting van het CDA heeft bewerkstelligd, getuige het besluit tot een gemeenschappelijke CDA-lijst in 1977, met Van Agt als lijsttrekker. En wat betreft de internationale ontwikkelingen ging het „in de communistische landen en in de meeste niet-westerse revolutionaire staten” ook bergafwaarts.

Geboeid las ik over de ontwikkelingen rondom het ”vechtkabinet”-Den Uyl, dat overigens vierkant achter Israël stond, en het kabinet-Van Agt/Wiegel, tot stand gekomen bij ”een goed glas wijn”, maar met Aantjes en de zijnen als spijtbetuigers omdat het CDA niet meer met de PvdA verder kon en wilde. Het tweede kabinet-Den Uyl kwam er niet. De auteur acht dit een overgangsmoment van rood naar neoliberaal.

Kerken

Een groot bezwaar dat ik tegen dit boek aanvoer is dat de kerken en het christelijke organisatieleven (met uitzondering van het CDA) er bekaaid afkomen. Wel wordt af en toe in een pennenstreek de (beginnende) ontkerkelijking genoemd. Ook krijgt de opkomst van de EO een plek en –eveneens in een pennenstreek– het ontstaan van „orthodox-protestantse” dagbladen Reformatorisch Dagblad en Nederlands Dagblad en van de RPF, uitlopend op de ChristenUnie. De SGP komt in het verhaal helemaal niet voor.

Als de kerken al een plaats krijgen (blz. 204-207), is het wel heel marginaal en specifiek, bijvoorbeeld inzake steun vanuit de (grote) kerken voor het verzet tegen de neutronenbom. Verder vallen de kerken grosso modo onder de opkomst van de evangelische beweging, die met haar evangelisatorische inslag haaks zou hebben gestaan op de kerken.

Wat ontbreekt is de historische beschrijving van wat er werkelijk in de kerken omging met betrekking tot de maatschappelijke ontwikkelingen. Want juist binnen de kerken werd de strijd gevoerd tegen wat heette de marxistische bevrijdingsideologie, ook wel aangeduid als messiaans, die ook delen van de theologie in de greep hield. De polarisatie in de samenleving was ook de polarisatie binnen de kerken.

Men denke aan de grote deining die ontstond rondom Het Getuigenis, waarin krachtig stelling werd genomen tegen de maatschappijkritische theologie. Tegen die achtergrond ontstond ook de (slechts algemeen genoemde) gereformeerde sociale academie in Ede, waar overigens het verschijnsel democratisering en inspraak van studenten ook al spoedig een item was. Zelfs onder theologiestudenten die zich rekenden tot de Gereformeerde Bond waren de maatschappelijke woelingen merkbaar.

Sporen

Mijn conclusie is dat in het boek de jaren zeventig, ook wel aangemerkt als het begin van het ik-tijdperk, minutieus en adequaat beschreven worden, maar dat het boek ernstig tekortschiet als het gaat om de (pover aangeduide) positie van de kerken, terwijl juist ook daar de polarisatie om politieke stellingnamen groot was.

Dat intussen de hervormingsbewegingen van de jaren 70 tot vandaag hun sporen hebben nagelaten zal waar zijn! Om onze tijd te verstaan: ga met dit boek naar die jaren terug.


Boekgegevens

Nederland en de jaren zeventig, Duco Hellema; uitg. Boom, Amsterdam, 2012; ISBN 978 94 6105 038 0; 350 blz.; € 24,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer