De eerste indruk: resultaat van snelle, complexe processen
In de eerste minuut dat mensen een vreemde ontmoeten, signaleren ze ontzettend veel. In dit digitale tijdperk kunnen ze zich zelfs al een redelijke indruk van iemand vormen vóór ze die persoon in het echt spreken, schrijft Roos Vonk in de herziene editie van ”De eerste indruk”.
Korte mails, tweets, een homepage of iemands Facebookpagina geven een aardig beeld van de persoon daarachter, aldus Vonk. Hoewel mensen zich via sociale media doorgaans als extra succesvol en dynamisch presenteren, blijkt de indruk die ze daar maken meer overeen te komen met hoe ze werkelijk zijn dan met hoe ze idealiter zouden willen zijn, ontdekten wetenschappers.
De eerste druk van ”De eerste indruk” van Roos Vonk –hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen– verscheen vijftien jaar geleden. „Stereotyperen, slijmen, opscheppen, flirten” gaan niet anders in z’n werk dan toen. Maar intussen is er wel meer bekend over de processen die daarbij een rol spelen. Zoals over de ”thin slices on behavior”, korte fragmentjes op basis waarvan mensen zich al een behoorlijk goede indruk kunnen vormen van een ander, en over de relatie tussen lichamelijke en mentale processen. Een voorbeeld van dat laatste is dat mensen warmer oordeelden over een proefpersoon als ze zelf een warme kop koffie in de hand hielden.
Een eerste indruk is ongenuanceerd, maar zegt wel iets. Het is fenomenaal wat mensen in een eerste seconde vanuit hun ooghoeken al bespeuren, onbewust. Soms zou je dit wél willen tegenhouden. Het hokje waarin mensen een ander razendsnel stoppen beïnvloedt namelijk gemakkelijk hun gedrag: „Als we iemand dom vinden, zullen we die persoon geen ingewikkelde vragen stellen. (…) En aan iemand die we een flapuit vinden, vertellen we geen geheimen. Zo krijgt de ander in feite geen kans om te laten zien dat we ons vergissen.” De voorspelling die zichzelf bevestigt dus. Tegelijk is die hokjesstopperij nuttig: het helpt om wat we waarnemen wat beter te overzien, en om tijd te hebben voor zaken die echt belangrijk zijn. Oftewel: het is handig om op een vroege ochtend niet al te diep te hoeven nadenken over iedereen die je tegenkomt, zo kom je tenminste op tijd op het werk aan.
In het eerste deel beschrijft Roos Vonk hoe de eerste indruk ontstaat: via uiterlijke kenmerken, lichaamstaal, stem, spreekstijl. Het tweede gaat over indruk maken op anderen: over sociale antennes, strategieën voor zelfpresentatie én de gevaren daarbij. In het derde deel wordt beschreven hoe die processen elkaar beïnvloeden.
In dat laatste deel gaat het over sollicitaties en (internet)daten. Dat een digitale eerste indruk –via bijvoorbeeld een Facebookprofiel– best een goede is, gaat niet op bij internetdating. Mannen liegen er over hun lengte, vrouwen over hun gewicht, ze plaatsen foto’s van zichzelf waarop ze mooier lijken dan ze zijn. Op het ingewikkelde gebied van de liefde is de digitale wereld nog geen beste vervanger van een ontmoeting in het echte leven.
”De eerste indruk” gaat over het soort onderzoeken waarvan de resultaten allicht zorgen voor een berichtje in kranten en tijdschriften (in de trant van ”Aantrekkelijke mensen verdienen meer dan lelijkerds”, ”Naar mooie baby’s wordt vaker gelachen”). Bij wie die altijd leest, zal de informatie uit dit boek hier en daar bekend voorkomen. Maar het blijft boeiend. De dik 200 bladzijden over psychologische processen rond de eerste indruk zorgen ervoor dat je alleen maar meer ontzag krijgt voor intuïtie.