Buitenland

Opbouw Irak nog altijd overschaduwd door geweld

Irak zit in de lift, zegt voormalig VN-gezant Ad Melkert. Maar snelle verbeteringen zijn, tien jaar na de Amerikaans-Britse invasie, nog altijd niet aan de orde. Melkert kreeg in het land zelf met geweld te maken. Na een aanval op zijn konvooi ging hij de volgende dag gewoon weer aan het werk.

Evert van Vlastuin en Richard Donk
23 March 2013 11:58Gewijzigd op 15 November 2020 02:39
Melkert. Foto EPA
Melkert. Foto EPA

Het is in Irak nog lang geen vrede, zegt Melkert. „Dagelijks zijn er aanslagen, waarbij vaak mensen om het leven komen.” Hij werkte van 2009 tot 2011 in Bagdad als speciaal gezant van VN-topman Ban Ki Moon.

Door het geweld staat het land nog steeds bekend als een conflict­haard. Maar inmiddels is er ook een andere kant, die in de media weinig zichtbaar is. „De laatste jaren is er een enorme versnelling op het gebied van de wederopbouw.”

Turken en Arabieren investeren volop in Irak. Bovendien komt de olieproductie goed op gang. Ook functioneren veel instellingen weer na jaren stil te hebben gelegen. „Irak is ook weer normaal lid van de Arabische Liga. Dat is heel belangrijk. Het geeft het land een rol in de regio.”

Minstens zo belangrijk zijn de buitenlandse betrekkingen van het land met de Verenigde Staten, Rusland en landen in Azië. „Er zijn zeker redenen tot grote zorg, maar er is ook een ontwikkeling ten goede.”

Ook de binnenlandse politiek is ten goede veranderd. „Alle bevolkingsgroepen zitten vandaag met elkaar rond de tafel. Voor het eerst in de geschiedenis van Irak. Tegelijk zijn er veel media, waarin je meer dan de gebruikelijke meningen terugvindt. Dat is een grote vooruitgang”, aldus de voor­malige PvdA-politicus.

De Amerikaanse inspecteur Stuart Bowen noemde de wederopbouw van Irak onlangs een „miserable failure” (fiasco). Mee eens?

„Die conclusie schreef hij in een rapport over Amerikaanse hulp. De Verenigde Staten hebben tientallen miljarden dollars in het land gepompt, deels voor hun eigen troepen.

Een van de grootste mislukkingen was in 2003 natuurlijk het voorafgaand aan de inval ontbreken van een plan voor de wederopbouw. Na de inval in Irak zijn veel mensen weggezuiverd, omdat ze tot de partij van Saddam Hussein behoorden, wat echter leidde tot grote incompetentie bij de overheids­diensten. Daarnaast besteedden de Amerikanen veel uit aan hun eigen bedrijven. Die waren meestal meer geïnteresseerd in winstmarges dan om iets op te bouwen voor de lange termijn.

Tja, al die zaken leiden tot dit harde oordeel. Daar kan ik weinig aan afdoen. Volgens mijn indruk is het gebaseerd op een zorgvuldige evaluatie.”

Geldt die conclusie voor het opbouwwerk in het algemeen?

„Nee, volgens mij ligt het daar een slag anders.

Maar ook daar valt nog genoeg te bereiken. Een concreet voorbeeld is de gebrekkige elektriciteitsvoorziening. Tijdens en na de inval ging er veel kapot. Door mis­management stokte het herstel. De laatste jaren is er veel achterstand ingehaald, maar de burger merkt dat niet altijd. Omdat de industrie veel actiever is, neemt ook de vraag naar stroom toe. Op dat punt loopt de elektriciteitsvoorziening achter de feiten aan. Maar er wordt wel hard aan gewerkt.”

Wat maakt wederopbouw na een oorlog zo moeilijk?

„Dat begint en eindigt met de bekwaamheid van het bestuur. Onder Saddam werd Irak extreem gecentraliseerd geregeerd. Voor de uitvoering van publieke diensten heb je echter ook capaciteit in de regio’s nodig. In feite bestaat die alleen bij de Koerden, die inmiddels vrijwel autonoom zijn. Daar is dan ook meer infrastructuur en functioneert alles beter.”

Was vooraf ingeschat dat de opbouw van Irak zo’n zware klus zou zijn?

„Nee. Binnen de Verenigde Naties bestond hierover geen inschatting, omdat er binnen de VN sowieso geen meerderheid voor een inval was. En de Amerikanen hadden zich ook niet voorbereid op de fase na de inval.

Na de militaire overwinning bleek de schade aan het land groot. Zowel fysieke als bestuurlijke schade. De overheid was totaal ontmanteld. Men schoof ook het toezicht op de olie-industrie aan de kant, hoewel dat altijd goed bekendstond. Het heeft jaren geduurd voordat dit weer goed functioneerde.”

Wat is de taak van de VN in deze opbouw?

„Aanvankelijk was die puur humanitair. Later kwamen daar meer politieke zaken bij. We hebben bijvoorbeeld geholpen bij het schrijven van een grondwet en bij verkiezingen. Die stemming vond plaats in 2010, toen ik daar zat. Dat gebeurde onder Iraakse leiding, maar de rol van de Verenigde Naties daarbij was heel belangrijk.

Daarnaast ondersteunen de VN de Iraakse overheid. Dat gebeurt op basis van een overeenkomst voor telkens vijf jaar.”

Onder het Amerikaanse burgerpersoneel in Irak zijn zeker 
1400 doden gevallen. Hebt u in de twee jaar dat u in het land was ook verliezen onder VN-personeel te betreuren gehad?

„Eén keer is er iemand van de plaatselijke afdeling van de VN-gezondheidsorganisatie omgekomen. Die verliezen waren dus beperkt.

Ons werk bleef overschaduwd door de aanslag in 2003, waarbij mijn voorganger De Mello omkwam, samen met 22 anderen. Dat leidde tot een enorm zware beveiliging. Dat was heel hinderlijk, vooral voor het werk in het veld.

Door die beveiliging kon je nooit spontaan met mensen spreken. Je moest dat eerst organiseren. Maar daar is geen alternatief voor. In landen als Afghanistan en Irak is dit noodzakelijk.

Ongeveer vier op de tien mensen bij de VN in Irak waren veiligheidspersoneel. Dat kost heel veel geld. Tot nu toe is de VN-Veiligheidsraad bereid dat te betalen, maar dat komt wel steeds meer onder druk te staan.”

Als je zo veel veiligheids­mensen nodig hebt, trek je snel onbetrouwbaar personeel aan. Hebt u dat meegemaakt?

„Nee, helaas hebben de VN een goede expertise opgebouwd in het werven van goed veiligheidspersoneel. Overigens kwamen deze mensen niet uit Irak, maar behoorden ze tot onze inter­nationale staf.”

Uw konvooi is een keer aan­gevallen. Dacht u daarna niet: Nu houd ik het voor gezien?

„Nee, maar het was wel een ingrijpende ervaring. Niet het minst omdat er een Iraakse politieagent bij om het leven kwam.

Toen ik die functie aanvaardde, wist ik natuurlijk dat dit soort dingen kon gebeuren. Als er dan daadwerkelijk een keer een bom afgaat, moet je dat accepteren.

Ik herinner me ook wel andere momenten waarop ik me niet veilig voelde. Enerzijds had je daarvoor de zware beveiliging. Maar het gaf natuurlijk ook een zware druk.

Daarom moet je zo’n baan ook niet te lang doen. Wij hadden stafleden die ook in Afghanistan en Somalië hadden gewerkt. Ik had daar grote bewondering voor. Zij hadden natuurlijk ook beveiliging, maar niet zo veel als ik in die toppositie.”

Na de verkiezingen in 2010 hoopte u dat de nieuwe regering de situatie voor de christenen zou verbeteren. Is dat gebeurd?

„Het is maar hoe je het bekijkt. Het dieptepunt was de aanslag op een kerk in Bagdad in 2010, waarbij tientallen doden vielen. Daar hebben we de Iraakse regering ook nadrukkelijk op aangesproken. Zij heeft daar ook duidelijk afstand van genomen. Maar er zit natuurlijk wel een verschil in het uiten van woorden en het daadwerkelijk beschermen van mensen.

Voor zover ik weet, is de golf van aanslagen op christenen nu voorbij. Intussen zijn velen naar de Koerdische regio vertrokken. Daardoor is de situatie wat normaler, zij het dat er dus veel christenen weg zijn. Er zijn er nog wel over en er zit ook nog wel een enkele christen in het parlement, maar de meesten van hen zijn vertrokken. Het aantal christenen heeft een historisch dieptepunt bereikt, terwijl de kerk in Irak vroeger heeft gebloeid. Het verdwijnen van christenen valt zeer te betreuren.”


Product van westers imperialisme

Saddam Hussein is verdreven en er zijn democratische verkiezingen geweest. Maar de wederopbouw van Irak laat tien jaar na de invasie nog volop te wensen over. Prof. Shlomo Avineri: „De Amerikanen zijn er niet in geslaagd een moderne natiestaat te creëren.”

Dat de oorlog tegen Irak in 2003 gerechtvaardigd was, staat voor prof. Avineri, hoogleraar politico­logie aan de Hebreeuwse Universiteit in Jeruzalem, als een paal boven water. „De regio is een stuk veiliger geworden met het verdwijnen van een wrede dictator als Saddam Hussein. Hij vormde een groot gevaar voor het Midden-Oosten.”

Ook de Iraakse bevolking was bij het onttronen van Saddam gebaat, meent Avineri. De tientallen jaren lang onderdrukte sjiitische meerderheid wist eindelijk haar getalsmatige overwicht politiek te verzilveren, en de Koerden versterkten hun autonome positie in het noorden van Irak.

Allemaal winst, op het eerste gezicht. Maar of de slepende oorlog in het Tweestromenland de Iraakse bevolking daadwerkelijk vooruitgeholpen heeft, is volgens de Israëlische wetenschapper nog maar zeer de vraag.

„Zowel in Irak als in Afghanistan hebben de Amerikanen een basale fout gemaakt. Zij dachten in die landen een westers georiënteerde democratie te vestigen. Dat is in beide gevallen op een enorme mislukking uitgelopen.”

Democratie realiseer je niet van de ene op de andere dag, benadrukt Avineri. „Dat is een illusie. Kijk naar de geschiedenis. Het kostte Frankrijk na de Franse Revolutie decennia om een fatsoenlijke democratie op te bouwen. Democratie draait niet alleen om de wil van het volk, maar ook om het respecteren van minderheden.”

De meest basale fout die de Amerikanen in het geval van Irak maakten, was dat zij negeerden dat het land een redelijke kans ontbeerde om democratische processen op gang te brengen, meent Avineri. Maar belangrijker nog: „Irak kende totaal geen coherente politieke entiteiten, in de moderne zin van het woord.”

De reden daarvan ligt in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, doceert Avineri. „Irak is een product van westers imperialisme, dat politieke eenheid en grenzen oplegde aan een regio waar politieke consolidatie als gevolg van nationale of lokale ontwikkelingen niet was ontwikkeld.

Binnen zijn huidige grenzen is Irak een gevolg van de Britse imperialistische politiek na de Eerste Wereldoorlog, toen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk het uiteengevallen Ottomaanse Rijk verdeelden. Daardoor ontstond de politieke entiteit Irak, die daarvoor nooit had bestaan.”

Het werd al snel duidelijk dat repressie de enige manier was om deze etnisch religieuze lappendeken te regeren, vervolgt de Israëlische geleerde. De verkiezingen die na de Amerikaanse inval werden gehouden, creëerden een politieke realiteit die nog altijd op etniciteit en religie was gebaseerd.

Dat is een val waar het Westen met regelmaat intrapt, meent Avineri. „In veel Arabische landen is jarenlang een naar westerse stijl gemodelleerd secularisme aan de bevolking opgelegd. Neem Syrië en Egypte. Maar je ziet na het vertrek van het regime vaak een snelle implosie van het staatssysteem.

Als in een multiculturele en multireligieuze samenleving vrijheid van politieke organisatie wordt ingevoerd na de val van repressieve regimes, komen nationalistische en religieuze elementen al snel aan de oppervlakte als dominante krachten. Dat is in Irak gebeurd, maar ook in Joegoslavië, de Sovjet-Unie en Tsjecho-Slowakije.”

Dat Irak anno 2013 nog steeds een diep verdeeld en instabiel land is, heeft volgens Avineri alles te maken met de Amerikaanse ideologie, „die veelal gespeend is van historisch besef.” „Washington bekijkt religieuze en etnische verschillen door de beperkte bril van het Amerikaanse pluralisme, dat automatisch probeert de kracht van het onderscheid te dempen.”

Hoewel prof. Avineri nog eens het belang van het vertrek van Saddam Hussein benadrukt, is hij over de toekomst van Irak niet positief gestemd. „Het zal nooit een eenheid worden – en ook geen democratie. Maar we moeten ons ook niet verbeelden dat we een mandaat hebben om een land deze op te leggen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer