Inspectie in het onderwijs is zo gek nog niet
De veelvuldige kritiek op de onderwijsinspectie is misplaatst, vindt Bert Drost. Inspectiebezoek betekent dat de school gratis waardevolle adviezen krijgt.
Met enige regelmaat verschijnen er op de opiniepagina van deze krant artikelen over de Inspectie van het Onderwijs. Meestal zijn deze kritisch, soms waarderend. De kritiek betreft de onderzoeksmethode die gehanteerd wordt. Er wordt te veel gekeken naar de opbrengsten, de inspectie bemoeit zich met zaken die haar niet aangaan.
Nu moet ik zeggen dat ik tijdens mijn loopbaan als directeur van een basisschool nooit problemen met de inspectie heb gehad. Dat ze naar de opbrengsten kijkt, lijkt mij niet verkeerd. Ze velt een oordeel over de laatste drie scores van de Cito-eindtoets. Als die alle drie onder de door de inspectie gestelde norm liggen, is dat een reden voor vervolgonderzoek. Die norm ligt beduidend lager dan het landelijk gemiddelde.
Ik was altijd blij met de mening van de inspectie over hoe er les werd gegeven. Daar kun je als school je voordeel mee doen. Als voorbeeld geef ik de gang van zaken weer tijdens de laatste drie inspectiebezoeken die ik meemaakte.
In 1998 kreeg de basisschool waarvan ik directeur was een IST (integraal schooltoezicht). Dat betekende twee inspecteurs drie dagen in je school. Alles werd doorgelicht: lesgeven, resultaten, sfeer, administratie enzovoort. In het rapport werd nogal eens het oordeel „meer zwak dan sterk” gegeven. Natuurlijk scoorden we ook meerdere malen „meer sterk dan zwak.” Het schoolteam nam de aanbevelingen serieus. Er werd nascholing gevolgd, zodat er in alle groepen gedifferentieerde instructie en verwerking werden gegeven. Met als gevolg dat de resultaten van zowel de eindtoets als de toetsen tijdens de schoolloopbaan met sprongen vooruitgingen.
Vier jaar later kwam de inspectie terug. De opgevolgde aanbevelingen hadden hun uitwerking gehad. De school kreeg een groot compliment voor de behaalde resultaten. Ook werd er op twee onderdelen na een voldoende gescoord. Die twee onderdelen waren het aanleren van strategieën en de aansluiting van groep 2 naar groep 3. Het schoolteam pakte ook deze twee laatste punten op. Daarnaast werd er regelmatig geëvalueerd hoe en wat er onderwezen werd. Met als gevolg dat er zowel bij de instructie als de verwerking in één groep drie niveaus werden gehanteerd.
In 2006 maakte ik mijn laatste inspectiebezoek mee. Weer werd de school doorgelicht. De inspectie beoordeelde toen 32 onderdelen, zoals leerstofaanbod, pedagogisch en didactisch handelen, sfeer, begeleiding et cetera. Ik heb nog eens naar het inspectierapport gekeken, maar kan nergens ontdekken dat de inspectie zich bemoeide met zaken die haar niet aangaan. Het resultaat was dat veertien onderdelen goed scoorden en de overige achttien een voldoende.
Het grootste compliment was dat de inspecteur tijdens zijn bezoek had gemerkt dat de beschrijving van de christelijke grondslag en uitgangspunten ook werkelijk aanwezig was binnen de schoolpraktijk. Een enorm compliment voor het personeel. Dat heeft immers voor dit resultaat gezorgd.
Kortom, een inspectiebezoek is zo gek nog niet. De school krijgt gratis waardevolle adviezen. En er was geen bemoeienis met bijvoorbeeld de organisatie van de school. Er werd zelfs geen aanmerking gemaakt op het feit dat er eigenlijk geen interne begeleider was.
Wie zich wel bemoeien met de organisatie en de inrichting van het onderwijs zijn in mijn beleving de schoolbegeleidingsdienst en de Weer Samen Naar Schoolverbanden. Maar dat is een heel ander verhaal.
De auteur was voordat hij met pensioen ging directeur van een middelgrote dorpsbasisschool.