Antropologe José Baars, een vrij zinnige alleseter
Ze noemt zichzelf „vrij zinnig” gelovige. En een kerkelijke omnivoor. Een alleseter. José Baars-Blom (1963) is cultureel-antropologisch onderzoeker van de reformatorische gemeenschap en docent. „Jongeren vind ik geweldig.”
Refokoeken had ze willen kopen. „Van die grote zware zoete gevallen, die een vrouw je dan voorzet terwijl je aan de keukentafel met haar man aan het praten bent. Zonder te vragen of je het wilt.” Ze heeft een jurk aan. „Vanmorgen stond ik in dubio. Meestal als ik in contact kom met iemand uit de refowereld trek ik een jurk aan, maar nu word ik geïnterviewd in mijn eigen huis. Dus ik zou een spijkerbroek hebben kunnen aantrekken.” Waarom het toch een jurk werd? „Ik denk dat ik dan makkelijker praat, anders zit ik er zo bij van: Kijk mij eens. Een rok is altijd goed, dan hoef ik niet na te denken. Met een broek kan ik weleens in een vervelende situatie komen.”
Haar geprononceerde bril zou iets anders kunnen doen vermoeden, maar Baars vindt kleding als uiting van iemands persoonlijkheid niet belangrijk. „Als ik voor mijn onderzoek een boerka aan moest, deed ik dat ook. Wat maakt het uit?”
Toch weet ze zich, al past ze voor haar onderzoek haar kleding aan aan de reformatorische wereld, altijd een buitenstaander. „Ik ben voor niet-refo’s door mijn onderzoek een refo en in de refowereld een buitenstaander.” Christen is ze. „Als ik de indruk zou wekken dat ik dat niet ben, hoor ik op de achtergrond een haan kraaien.”
Al bijna tien jaar onderzoekt Baars de leefwereld van reformatorische jongeren. Sinds 2010 is ze bezig met een promotieonderzoek waarin ze wil uitvinden of en hoe jongeren die opgroeien in reformatorische kring de wereld buiten die context verkennen. En wat dat met hen doet. Onlangs verscheen een bundeling korte verhalen van haar, ”Licht onder de zwaren. Belevenissen van een buitenstaander in de biblebelt”.
U noemt zichzelf „vrij zinnig” gelovige. Wat wil dat zeggen?
„Reformatorischen zullen mij vrijzinnig noemen. Aaneengeschreven. Ik word door hen gewogen en te licht bevonden. Maar voor mijzelf is het geloof vrij zinnig. Het geeft mijn leven zin. En ik durf zelfs te zeggen dat zonder geloof niemand wel vaart. Overigens is het grote misverstand over vrijzinnigheid dat het vrijblijvendheid zou betekenen. Dat is absoluut niet zo. Ik ontmoet onder vrijzinnigen heel serieuze christenen.”
José Baars werd hervormd gedoopt. „Maar mijn ouders waren niet ‘zwaar’. We ging tussen de twee en vier keer per maand naar de kerk. In mijn puberteit kwam ik in aanraking met de Youth for Christbeweging. Ik werd geraakt door het feit dat het geloof ook jongeren echt wat te zeggen heeft. Op den duur ging ik vaker naar de kerk dan mijn ouders. Ik zat op een goed moment in drie Bijbelstudiegroepen en hielp bij de koffiebar van Youth for Christ in Zeist. Toen ik de dominee van de hervormde kerk in Zeist vroeg waarom er zo weinig was georganiseerd voor jongeren, zei hij: „Kom eerst maar eens naar de catechisatie.” Maar dat mocht van mijn moeder écht niet meer. Ze was bang dat ik godsdienstwaanzinnige zou worden. En ikzelf vond dat van die catechisatie ook niet zo erg, want dat leek me toch een beetje saai.”
Ze deed jaren later als volwassene belijdenis in de gereformeerde kerk in Amersfoort en is lid van de Protestantse Kerk in Nederland. „Kerkelijk ben ik een omnivoor, een alleseter. Zit ik in een gereformeerde gemeente, dan denk ik: Hier zie ik iets van God. Maar in een behoorlijk vrijzinnige hervormde gemeente denk ik ook: Ja, dit is het. En als ik de nieuwe paus hoor spreken, kan ik hetzelfde ervaren.”
Gelooft u in een persoonlijk God?
„Ja. Maar vraag me niet hoe Hij in elkaar zit. Mijn onderzoekspraktijk heb ik bewust de naam Fluistering meegegeven. God zit voor mij meer in de fluistering dan in de harde dogmatiek. Zo staat het ook in de Bijbel. De Statenvertaling spreekt over „het suizen van een zachte stilte” waarin God is. Hij is voor mij in de loop der jaren steeds groter geworden. Hij heeft zo veel kanten en gezichten en is niet in een frame te bakken als een soort betere versie van de mens. In mijn Youth for Christtijd was God zo klein dat ik Hem in mijn broekzak had. Dat is niet meer zo. God is voor mij minder alledaags en meer bijzonder.”
En Jezus? Is het beeld van Hem veranderd?
Stilte. Dan, half lachend: „Stel niet zulke nare vragen. Ik denk… Jezus valt voor mij samen met God de Vader en met de Heilige Geest. Ik geloof niet kinderlijk meer in Hem, in de zin van dat lied, dat in veel reformatorische kerken niet door de beugel kan: „Welk een Vriend is onze Jezus”. Jezus is mijn Vriendje niet meer. Maar het verhaal over zonde en vergeving is helemaal waar voor mij. Ik geloof meer naar de Geest dan naar de letter, denk ik.”
Heeft dat ook consequenties voor een begrip als eeuwigheid?
„Eeuwigheid? Daar kan ik niks bij invullen. Als ik letterlijk de Bijbel lees, dan denk ik: nou, doe maar niet. Engelenkoren bijvoorbeeld? Ik kan helemaal niet zingen.
Ik weet niks van voor mijn geboorte, en ik weet nu ook niks van na mijn sterven. Ik kan me wel heel goed vinden in een avondmaalslied van Huub Oosterhuis, waarin staat: Als ik val, dan val ik in Uw handen.”
Wat Baars opvalt, is dat zij door reformatorischen heel weinig bevraagd wordt op haar geloofsleven. „Dat is overigens ook logisch. Ik kom voor onderzoek en ben zelf geen object van onderzoek. Alhoewel, als ik op een reformatorische school kom, zijn er altijd wel wijze mannen die mij de nieren proeven. Zij vragen: Hoe sta je ten opzichte van het geloof van de vaderen en de Drie Formulieren? Nu ken ik die formulieren inmiddels heel goed. Ik kan me er grotendeels in vinden, maar ben het ook op bepaalde punten oneens met deze geschriften.”
Het emotioneert haar dat het ondanks het geloof niet mogelijk is verschillen te overbruggen. Toch koestert ze de reformatorische wereld. „Al roep ik in mijn somberste momenten weleens: Als dit promotieproject klaar is, ga ik onderzoek doen naar het Caraïbisch carnaval. Maar iedereen die mij kent, weet dat ik dat nooit zal doen.”
Doet u zichzelf met uw voorliefde voor en hang naar de reformatorische wereld niet onnodig pijn? U betreurt het immers dat u een buitenstaander zult blijven.
„Ik heb niet gelijk de wens om reformatorisch te worden. Zelfs al zou ik willen, dat kan niet meer. Het bevindelijk gereformeerde zit mij niet echt in het ruggenmerg. Maar deze vraag daagt me uit om mezelf neer te zetten als pleitbezorger voor de refokring. Ik pas daarvoor en voor het alternatief waarbij ik aanhaak bij de opvatting dat reformatorischen neergezet kunnen worden als een stelletje achterlijke dwazen.
Ik ben inderdaad ook gewoon een mens dat ergens bij wil horen en geaccepteerd wil worden. Ik zou wensen dat het geloof mensen bindt in plaats van scheidt. Maar tegelijk heb ik geleerd dat als je een probleem niet kunt veranderen, je er wel anders tegenaan kunt gaan kijken. Culturele antropologie heeft alles te maken met een houding van cultuurrelativisme. Dat houdt in dat je jezelf geen oordeel aanmeet over iets als je je niet hebt verdiept in de normen en waarden van de ander. Ik meet mezelf niet snel een oordeel aan. Ik ken mezelf al zo slecht, dus hoe zou ik een ander kunnen kennen? Dat is nog veel moeilijker.”
Het neemt niet weg dat de antropologe nog steeds dingen niet begrijpt. Bijvoorbeeld dat de Statenvertaling en de Drie Formulieren van Enigheid bijna een status van „onschendbaarheid” hebben. „Wat mij opviel toen de nieuwe paus verkozen werd, was dat veel reformatorische twitteraars helemaal niet zo negatief waren over hem. Tegelijk weet ik dat er in veel kerken over de paus wordt gesproken als de antichrist. Zijn onfeilbaarheid is dan een belangrijk struikelblok. Maar wat doen wij met de Statenvertaling? Die lijkt minstens zo onfeilbaar. Waarom stop je God in een Statenvertaling en in Drie Formulieren? Hij is toch veel groter? En al die mensen die –vanwege taalachterstand of om andere redenen– de Statenbijbel niet kunnen lezen dan?”
Sinds een jaar geeft Baars twee dagen per week les op het christelijke Johannes Fontanus College in Barneveld als docent maatschappijwetenschappen. Ze heeft een passie voor jongeren, zegt ze. „Ik vind ze fantastisch. Het lesgeven is goed voor mijn geestelijke gezondheid. Je bent bezig met mensen in ontwikkeling, in allerlei verschillende fases: Wereld, wij komen eraan; we gaan alles anders doen of mooier doen; of gewoon neutraal: We hebben er zin in. Je ziet ook hun gedub en getwijfel. Soms is de oorzaak van lastig gedrag gewoon een testosteronstorm in de puberteit. Wat hen beweegt, daar blijf ik benieuwd naar.”
Zijn reformatorische jongeren extra interessant en leuk?
„Absoluut. Dat komt doordat zij hun weg moeten vinden met wat ze van thuis en van de kerk meekrijgen. Ik las rond mijn twintigste alle boeken van de joodse schrijver Chaim Potok. Hij schreef over jongeren in orthodox-joodse gezinnen die worstelden met vragen als: Wat doe ik met dat orthodoxe nest waar ik uit kom? Hoe ga ik om met kunst? Mag ik daarvan genieten? Dat zijn voor jongeren uit een orthodox milieu belangrijke vragen. Ik zie graag hoe mensen, ook jongeren, door het geloof in beweging worden gezet. Ik had kunnen kiezen voor een onderzoek naar jongeren op danceparty’s, maar die groep ligt mij niet zo na aan het hart als de jongeren die ik nu als mijn onderzoeksdoelgroep heb.”
In uw nieuwste boek ”Licht onder de zwaren” schrijft u over de hybriditeit, de tweeledigheid, van reformatorische christenen. Kunt u hiervan een voorbeeld geven?
„Ook reformatorische christenen zijn creatief in het combineren van verschillende rollen. Het ene zeggen en het andere doen. Daarin zijn ze niet anders dan anderen, maar door de buitenwacht worden ze wel anders beoordeeld. Strenger misschien zelfs. Soms zie ik dingen wringen. Jonge mensen die lang verkering hebben en willen trouwen, maar eerst een huis perfect willen inrichten en er dan tegenaan lopen dat het zo moeilijk is om niet met elkaar naar bed te gaan. Is dat christelijk? Seksualiteit is een gegeven. Dan denk ik: Waarom ga je niet trouwen en samen op een zolderkamer wonen, als je overtuigd bent van elkaar en van het feit dat je voor je trouwen niet met elkaar naar bed mag?”
Hoe gaat het met uw promotietraject?
„Ik moet nu gaan schrijven. Dat valt me niet mee, ondanks dat ik de analyses heb afgerond en het geheel behoorlijk in mijn hoofd zit. Alleen maar bezig zijn met mijn onderzoek viel mij vorig jaar erg zwaar. Daarom ben ik heel blij dat ik nog twee dagen lesgeef. Ik ben een mensenmens. Ik heb een tijdje gehad dat ik mezelf erop betrapte dat ik mailtjes ging versturen, alleen maar om iets terug te krijgen. Dat is niet best.”
Voor haar promotie heeft Baars gekozen voor kwalitatief onderzoek. Dit geeft inzicht in wat mensen denken over een onderwerp. Het geeft –in tegenstelling tot kwantitatief onderzoek– geen antwoord op de vraag hoeveel mensen iets van een zaak vinden.
Waarom koos u voor kwalitatief onderzoek?
„Kwantitatief onderzoek wordt vaak gezien als de waarheid. Men vergeet dat je de vragenlijst kan beïnvloeden en dat je selectie van de feiten niet per se objectief is. Kwalitatief onderzoek maakt je proefschrift menselijker. Je begrijpt dat ik daar absoluut geen bezwaar tegen heb. Het grote bezwaar tegen de vorm die ik gekozen heb, is: hoe representatief ben je? Maar als ik zestig mensen gesproken heb en ik kom geen nieuwe informatie meer tegen, denk ik dat ik een geloofwaardig beeld kan schetsen. Ik heb de smaak van alle appeltjes dan wel geproefd en hoef niet van ieder soort een veilingkist leeg te eten.”
Levensloop José Baars-Blom
José Baars-Blom wordt geboren in Zeist, waar ze tijdens haar middelbareschooltijd betrokken raakt bij het koffiebarwerk van Youth for Christ en het (jeugd)werk van de gereformeerde kerk. Na haar huwelijk verhuist ze naar Twente, waar ze een communicatiebureau runt. In 2005 rond ze de studie culturele antropologie cum laude af met een onderzoek naar studiekeuzen van meisjes aan de Pieter Zandt Scholengemeenschap. Sinds 2010 doet zij onderzoek naar wereldverkenning van jongeren in reformatorische kring. Vanaf 2012 werkt ze als docent bij het Barneveldse Johannes Fontanus College. Ze is lid van de Protestantse Kerk in Nederland.
Lees hier de weblog van José Baars-Blom.
Digibron
Lees meer in Digibron over José Baars-Blom. Hieronder een kleine selectie artikelen.
RD, 25 november 2011, Samen werken aan zondag 53 : interview met José-Baars Blom over haar promotieonderzoek naar de wereldverkenning van reformatorische jongeren.
Bevoorrechte meisjes: Antropologe José Baars-Blom: „Dé reformatorische cultuur bestaat niet” (Terdege, 17 mei 2006)
Geboeid door de reformatorische cultuur: José Baars-Blom onderzoekt hoe orthodox-christelijk gedachtegoed inhoud krijgt in leven meisjes (Reformatorisch Dagblad, 16 februari 2006)