Opinie

Missionair kerk-zijn vraagt geestelijke vernieuwing

Om in deze tijd missionair te kunnen zijn, hebben veel kerken geestelijke vernieuwing nodig, stelt dr. Robert Doornenbal. Zulke vernieuwing komt tot stand als christenen weten wie ze zijn in Christus, groeien in zondebesef en leven als gemeenschap door de kracht van de Geest.

Dr. Robert Doornenbal
22 March 2013 19:02Gewijzigd op 15 November 2020 02:38
„De christen die zicht heeft gekregen op wie God is en op een diep niveau beseft wat zonde is, kan niet anders dan als een dankbaar mens door het leven gaan, en het als een voorrecht beschouwen om mee te werken aan de missie van de kerk.”  Foto iStock
„De christen die zicht heeft gekregen op wie God is en op een diep niveau beseft wat zonde is, kan niet anders dan als een dankbaar mens door het leven gaan, en het als een voorrecht beschouwen om mee te werken aan de missie van de kerk.” Foto iStock

Steeds meer mensen in onze cultuur raken vervreemd van de christelijke boodschap, taal, moraal en instituties. In deze tijd van ingrijpende veranderingen komt de vraag op naar wat ook alweer de missie van de kerk is: waarom is de kerk er, wat is haar roeping?

De reformatoren hadden daar een helder antwoord op. Op basis van wat zij lazen in het Nieuwe Testament beschouwden zij de Evangelieverkondiging als centrale missie van de kerk. Mensen tot geloof brengen is Gods werk, niet het onze, „maar Hij gebruikt ons als Zijn instrumenten”, zo schreef bijvoorbeeld Calvijn. Bij deze grote reformator treffen we een duidelijk missionair elan aan. Zoals prof. W. Balke benadrukt, heeft Calvijns arbeid „van meet af aan een breed internationaal, oecumenisch en apostolisch karakter gehad.” Calvijn maakt de missionaire opdracht ook persoonlijk, bijvoorbeeld in een oproep als deze: „Laat iedereen zich inspannen om zo veel mogelijk anderen aan te trekken en voor Jezus Christus te winnen.”

Vandaag de dag is er opnieuw veel aandacht voor de missionaire opdracht van de kerk. Prima toch, zou je zeggen. Dat is in lijn met wat de Bijbel leert en het past bij het denken van de Reformatie. Toch zijn er ook de nodige vragen te stellen. Zo wijst dr. W. Dekker in publicaties en lezingen op het gevaar dat een frisse focus op de missie van de kerk (of op een ”missionaire kerk”) eindigt in een vorm van activisme. In zo’n geval is de kans groot dat enthousiaste participanten op termijn uitgeput afhaken, terwijl de vrucht van alle inspanningen twijfelachtig is.

Naar mijn idee heeft Dekker hier een punt. Het is goed te bedenken dat wie wij zijn –onze identiteit in Christus– voorafgaat aan wat wij doen. Dit geeft rust en voedt het besef dat het niet onze activiteiten zijn die mensen tot bekering kunnen brengen, of die geestelijke vrucht kunnen bewerken. Dat is het werk van de Heilige Geest.

Twijfel

Er doemt echter een volgend probleem op. Zoals Dekker opmerkt, blijken veel kerkgangers niet zeker te zijn over hun eigen identiteit als christen. In sommige delen van de kerk heerst er geloofs­twijfel, alsook onverschilligheid en zelfs ongeloof. In een artikel in het tijdschrift Profetisch Perspectief schrijft hij: „Hoe vinden we een nieuwe vreugde en nieuwe kracht in onze identiteit in Christus?” Wat een mooie vraag! In dit artikel ga ik hierop in. Met Dekker meen ik namelijk dat er in veel kerken een vorm van geestelijke vernieuwing nodig is.

Over dit thema schreef Amerikaanse kerk­historicus Richard Lovelace een werk vol wijsheid, onder de titel ”Dynamics of Spiritual Life” (1979). Dit bijzondere boek heeft veel voor mij betekend, en het heeft nog steeds een positieve impact op vele anderen. Ik geef een korte samenvatting van dit rijke geschrift, dat is gebaseerd op zorgvuldig Bijbellezen en een jarenlange studie van het puritanisme. Laten we eerlijk en open met elkaar het gesprek voeren over de thema’s die Love­lace noemt –in hun onderlinge samenhang–, want deze raken de kern van het Evangelie en van het christen-zijn.

Volgens Lovelace doen zich in de geschiedenis telkens opnieuw perioden van geestelijke neergang voor. Christenen staan namelijk voortdurend bloot aan de „zwaarte­kracht” van de zonde. Die doet hen eerst afzakken naar een vormengodsdienst en vervolgens richting openlijke afval van het geloof. Geestelijke vernieuwing is echter mogelijk. Deze bestaat uit primaire en secundaire elementen. De primaire elementen hebben betrekking op het geloof van individuen, de secundaire elementen zijn meer op groepen van toepassing.

Primaire elementen

De primaire elementen van geestelijke vernieuwing hebben te maken met de volgende begrippen: rechtvaardiging, heiliging, de inwonende Heilige Geest, en autoriteit in de geestelijke strijd. Ik loop ze kort langs.

Het begrip rechtvaardiging verwijst naar de toerekening van de volmaakte gerechtigheid van Christus jegens de gelovige. De verzoening door het lijden en sterven van Jezus Christus is het hart van het Evangelie. Het voorziet in een adequaat antwoord op het probleem van de schuld, slavernij en vervreemding van God. Love­lace erkent dat mensen wegens een verscheidenheid aan motieven christen worden. Bijvoorbeeld eenzaamheid, een gevoel van zinloosheid in het leven, lijden, of angst. Hierbij is het van belang dat nieuwe gelovigen uiteindelijk zicht krijgen op hun zondige staat, en dat zij het antwoord hierop in het werk van Jezus Christus bewust aannemen in geloof. Dit helpt om hun identiteit te ver­ankeren in het zich aanvaard weten door God in Christus.

Vervolgens is heiliging –wandelen in het licht– essentieel voor de gemeenschap met de Vader en de Zoon. Nodig in dit verband is wat Lovelace noemt een geest van berouw. Dit maakt het mogelijk dat elk gebied dat onder het beslag ligt van de patronen van de wereld en het vlees, geleidelijk aan wordt vernieuwd door de Heilige Geest. Een kerk met onvoldoende begrip van wat zonde is, zal onvermijdelijk een kerk zijn waarin het (vrome) vlees de toon aangeeft en waarin geestelijke vitaliteit wordt gedempt, stelt Lovelace. Behalve voor goedkope genade –rechtvaardiging zonder heiliging– moeten we uitkijken voor wetticisme of moralisme. Regels noch onze goede wil vormen een stevige basis voor heiliging. Het is op grond van hun rechtvaardiging in Christus dat christenen in geloof mogen beamen dat zij niet langer de zonde hoeven te dienen.

Satanische krachten

In de derde plaats is het nodig om de Heilige Geest te erkennen als Verlichter van de waarheid en van de heerlijkheid van Christus. We moeten Hem beschouwen als Degene Die ons de zekerheid wil geven dat we kinderen van God zijn, en Die ons wil heiligen; als de Helper in ons gebed, en als Degene Die ons wil leiden.

Ook is het zaak dat in de gemeente wordt uitgelegd wie de Heilige Geest is en welke (genade)­gaven Hij ook vandaag nog uitdeelt ter ondersteuning van de missie van de kerk. We zouden er goed aan doen om ons elke dag opnieuw open te stellen voor de Heilige Geest, zodat Hij de ruimte krijgt om in ons geweten en ons gedachteleven te werken. Dan mogen we er zeker van zijn dat Hij ons bijstaat.

Dat is belangrijk, omdat er ook satanische krachten bestaan. Die zijn eropuit om degenen die zich het meest enthousiast inzetten voor het Koninkrijk, op allerlei manieren te ontmoedigen. Ook proberen zij de gebreken van christenen en kerken uit te vergroten, en de waarheid over Jezus Christus ten onder te houden. Ze zijn actief in het stimuleren van partijvorming en verdeeldheid onder christenen, en het bevorderen van wederzijdse karikaturen. Daarnaast zijn er de werkzaamheden van de duivel als verleider, leugenaar, beschuldiger, enzovoorts. Tegenover dit alles mogen gelovigen weten dat ze bekleed zijn met het gezag van Christus om in gebed de boze te weerstaan.

Secundaire elementen

Diepgaande, evenwichtige prediking en regelmatige bijeenkomsten in kleine groepen die zich richten op wederzijdse geloofs­opbouw, zijn middelen die mensen helpen te leren leven vanuit hun (nieuwe) identiteit in Christus. Als vanzelf vloeien hier secundaire elementen van geestelijke vernieuwing uit voort, zo blijkt uit de geschiedenis van opwekkingen. Deze elementen kunnen als volgt worden samengevat.

De oriëntatie op zending zoekt ernaar om het werk van Christus te verbinden met de niet-christelijke wereld, zowel in de directe omgeving als verder weg. Hierbij is er geen tegenstelling tussen diaconaal en missionair, het nastreven van sociale gerechtigheid of Evangelieverkondiging – dit alles gaat samen op.

Afhankelijk gebed is mogelijk omdat wij verenigd zijn met Christus, aanvaard door Zijn gerechtigheid, geheiligd door Zijn bloed en afgestemd op Zijn prioriteiten door de aanwezigheid van de Heilige Geest. Aanhoudend en vurig gemeenschappelijk gebed is noodzakelijk, omdat wij betrokken zijn in een missie tegen machten die veel sterker zijn dan wij.

Gemeenschap groeit vanuit ons gemeenschappelijk leven in Christus en het hebben ontvangen van de Heilige Geest. Vormen van authentieke christelijke gemeenschap laten de voortdurende aanwezigheid van Christus zien. Daarbij is gemeenschap in kleine groepen ondersteunend voor onderling pastoraat en geloofs­opbouw. De geestelijke gaven van de niet-ambtsdragers komen hierbij ten volle tot hun recht.

Theologische integratie is nodig omdat de heiliging van het denken van cruciaal belang is. Dit leidt tot een goed ontwikkeld begrip van de ”volle raad Gods” (zie Hand. 20:25-28) onder de leiding en verlichting van de Heilige Geest. Lovelace benadrukt dat de kerk „niet een theologisch café moet zijn waarin zowel brood als vergif besteld kan worden.”

Loslaten

Als vijfde en laatste element noemt Lovelace (met een moeilijk woord) ”disenculturatie”. Hierbij gaat het om de volgende confronterende vraag: zijn wij bereid om zaken die vanzelfsprekend en mogelijk dierbaar voor ons zijn op te geven ter wille van de missie van de kerk? Denk in dit verband aan het in stand houden van vormen, gewoonten en tradities die losstaan van directe Bijbelse richtlijnen en die buitenstaanders onnodig vervreemden van kerk en christelijk geloof. „Idealiter is de kerk als een mobiel beeldhouwwerk: beweeglijk en voortdurend op zoek naar een optimale aansluiting met de sociale en culturele omgeving, zonder daarbij te vervallen tot theologische oppervlakkigheid of wereldgelijk­vormigheid.”

Dit kan wel meebrengen dat we dingen moeten loslaten, en dat is pijnlijk, zeker als het om dierbare zaken gaat waaraan je mogelijk zelfs je identiteit als gelovige hebt opgehangen. Als je als christen echter beseft dat jouw leven met Christus verborgen is in God (Kol. 3:3), ben je niet meer zo afhankelijk van vertrouwde vormen. Er komt dan ruimte vrij om dankbaar en vrijmoedig je plek in te nemen in de missie van de kerk.

Bediening van de verzoening

De secundaire dimensies van vernieuwing hangen met elkaar samen en versterken elkaar. Zending in de lokale context kan niet doeltreffend worden nagestreefd zonder gebed, christelijke gemeenschap, culturele vormen die aansluiten bij de doelgroep(en), en theologische doordenking. Tegelijk geldt dat de secundaire elementen niet losstaan van de primaire elementen van vernieuwing. Zo krijgt bijvoorbeeld het gebed in een context waarin de primaire elementen niet goed functioneren, algauw trekken van dufheid. In het algemeen geldt dat de secundaire elementen nauw zijn gerelateerd aan onze vereniging met Christus. Ze vloeien voort uit de primaire elementen die zijn verankerd in de verzoening. Toegepast op ons thema betekent dit dat de missie van de kerk nooit losgemaakt kan worden van de „bediening van de verzoening”, zoals Paulus dit noemt (2 Kor. 5:18).

De christen die zicht heeft gekregen op wie God is en op een diep niveau beseft wat zonde is, kan niet anders dan als een dankbaar mens door het leven gaan, en het als een voorrecht beschouwen om mee te werken aan de missie van de kerk. Dit zien we ook in de Vroege Kerk. De eerste christenen verbreidden het Evangelie omdat ze de liefde Gods in Jezus Christus op overweldigende wijze ervaren hadden, aldus Michael Green in zijn boek ”Evangelie-verkondiging in de eerste eeuwen”. „Deze dankbaarheid, verering, toewijding aan de Heere Die hen gered had en hun nieuw leven geschonken had, dit geloof, door Hem uitgezonden te zijn en bekrachtigd door Zijn Geest om het werk van herauten, boodschappers en gezanten te doen, was het voornaamste motief van de zendingsijver in de jonge kerk.” Wie zou er niet in die traditie willen staan, en meer nog: verder willen gaan?

De auteur is docent aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Dit artikel is een bewerkt gedeelte van zijn donderdag gehouden lezing in een reeks over kerk-zijn, georganiseerd door de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond en de CHE.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer