Volgens het CBS was begin 2011 van de in totaal 4,2 miljoen huishoudens met een eigen woning er bij ruim 1 miljoen sprake van een lagere waarde van de woning dan de fiscale hypotheekschuld.

Sinds 2008 verdubbelde het aandeel van huishoudens met een woning met onderwaarde van 13 procent tot 25 procent. Dat betekent dat in 2011 een op de vier eigenwoningbezitters bij verkoop van de woning met een restschuld zou blijven zitten. Gemiddeld gaat het daarbij om een bedrag van 13.000 euro. Voor huiseigenaren tussen de 25 en de 35 jaar is dat zo’n 30.000 euro, tegenover zo’n 1000 euro voor 65-plushuishoudens.

Het hoge aantal woningen dat begin 2011 onder water stond is opmerkelijk, omdat in de CBS-cijfers de huizenprijsdaling in 2011 en 2012 nog niet zijn verwerkt. De woningprijzen daalden toen met respectievelijk 2,4 en 6,3 procent.

Volgens het CBS is bij zes op de tien eigen woningen die onder water staan, de eigenaar jonger dan 40 jaar. Onder jongeren tot 30 jaar is het aandeel van woningen met onderwaarde zelfs groter dan 70 procent.

Het CBS meldde donderdagmorgen ook dat de huizenprijzen in februari met 8,3 procent zijn gedaald vergeleken met een jaar geleden. Vergeleken met januari steeg de woningprijs echter wel, met 1,2 procent.