Rokken waaien mee met de geschiedenis
Er zijn weleens minder rokken te zien geweest in het straatbeeld. Op dit moment hangen alle lengtes in de rekken van modezaken, van flink kort tot behoorlijk lang, en zelfs een mix daarvan: de watervalrok, van voren kort, van achteren lang.
De rok als modeartikel heeft een bewogen geschiedenis. Sterker: „Een deel van de Nederlandse geschiedenis zou je aan de hand van de rok kunnen beschrijven”, schrijft Martine van Rooijen in het boek ”Hooggehakt & kortgerokt – 100 jaar met de mode mee”.
In het boek staan veel prachtige, historische foto’s die een beeld geven van de mode in verschillende tijdperken. In het begin van de 20e eeuw hadden de japonnen voor rijke dames lange, klokkende rokken. Een korset met stalen baleinen zorgde voor een wespentaille – maar ook voor gezondheidsproblemen. In 1899 richtte een groepje Nederlandse vrouwen de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding (V.v.V.v.V.) op. Doel: kleding promoten waarin vrouwen zich normaal konden bewegen. Zo werd er een knippatroon voor de jurk in reformstijl verspreid (zie foto), die zonder korset kon worden gedragen, maar die al snel „hobbezakjurk” werd genoemd.
De Eerste Wereldoorlog liet zijn sporen ook in de mode na. Terwijl mannen aan het front vochten, namen vrouwen hun taken over: ze werken in de landbouw, brachten post rond, hadden een baan als spoorwegbeambte. Vrouwenkleding werd korter en eenvoudiger. De ‘voetvrije’ rok deed zijn intrede: hem een beetje optillen bij het lopen hoefde niet meer. Aan het eind van de jaren 20 maakten zwarte kousen plaats voor vleeskleurige.
In 1930 maakte ‘Parijs’ de mode weer lang en elegant. Later dat decennium, terwijl de oorlogsdreiging toenam, werden schouders en revers van mantelpakken breder, de rokken nauwer, schoenen platter.
Toen textiel op de bon ging, tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd creativiteit belangrijk. Een japon werd bijvoorbeeld gemaakt van twee stoffen; een oude mantel kreeg een fluwelen kraag.
Na schaarse jaren kwam –na de oorlog– ontwerper Christian Dior met de ”New Look”, elegante kleding en wijde rokken waar véél stof in was verwerkt. Wat protest opriep.
Tijdens de wederopbouw groeide de confectie-industrie. „Goed gekleed gaan –elegant, vrouwelijk en verzorgd– werd niet alleen voor elke vrouw bereikbaar, het werd ook de norm.” Volgens reclames wist een echte vrouw zich voor elke gelegenheid gepast te kleden: ’s morgens praktisch, als ze de deur uitging een mantelpakje, ’s middags een namiddagjapon, ’s avonds op een feestje een avondjurk. De lange broek viel in de jaren 50 nog echt in de categorie vakantie- en sportmode.
De jaren 60 waren „de jaren van de jongeren.” Vrijheid werd een credo. Kleding werd jeugdiger, hip, soms kraagloos. Laarzen werden „de grote mode.”
Daarna kwamen de rafels, gaten, het stekeltjeskapsel en de hanenkwam. „En toen opeens gingen de punkkleren uit, trok iedereen een pak aan en ging aan het werk”, schrijft Van Rooijen. Na 1985 zagen jonge, succesvolle zakenlieden –yuppen– dure kleding als statussymbool. Er was weer geld. Vrouwen liepen rond met schoudervullingen en mantelpakjes.
In de jaren 90 werden creativiteit en individualiteit de codewoorden. Als een reactie op de yuppendecadentie volgden gescheurde en afgeknipte spijkerbroeken, zware schoenen en houthakkershemden. Dure eenvoud dook op.
In de 21e eeuw bleef een echte tegendraadse stijl nog uit, „maar dat wil niet zeggen dat de mode na 2000 geen eigen gezicht had”, is te lezen aan het eind van ”Hooggehakt & kortgericht”. Zo kwam de ecostijl op, met aandacht voor milieu, arbeidsomstandigheden en kinderarbeid. „Het meest kenmerkende van de mode na 2000 is dat elementen uit allerlei stijlen, landen en tijden door elkaar worden gehusseld en gecombineerd in nieuwe combinaties.” Met voor 2013 ”patronen” als codewoord, volgens het Perscentrum Mode: „Abstract, etnisch en bloemetjesmotieven, we zien het allemaal voorbijkomen. Ook pailletten, kralen en kleurige stenen op kleding zien we veel op de catwalk. Zwart-wit zie je ook in allerlei patronen terugkomen.” En tussen dat alles zitten nu dus rokken. Volop.
Hooggehakt en kortgerokt, Martine van Rooijen;uitg. Scriptum, Schiedam, 2012; ISBN 978 90 5594 8918; 22,50 euro.